ECLI:NL:RVS:2021:1717

Raad van State

Datum uitspraak
2 augustus 2021
Publicatiedatum
2 augustus 2021
Zaaknummer
202104510/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 2 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. Dit besluit, genomen op 5 januari 2021, leidde tot een rechtsgang waarbij de vreemdeling in beroep ging bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 19 april 2021 de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op vragen van de European Asylum Support Office (EASO) en heeft in haar uitspraak van 6 juli 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van de vreemdeling.

Tegen deze uitspraken heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten dat de staatssecretaris de uitspraken van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit betekent dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort met ingang van de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 augustus 2021.

Uitspraak

202104510/2/V3.
Datum uitspraak: 2 augustus 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 19 april 2021 en haar uitspraak van 6 juli 2021 in zaak nr. NL21.136 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen niet in behandeling genomen.
Bij tussenuitspraak van 19 april 2021 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op het voornemen om vragen te stellen aan de European Asylum Support Office (EASO) en om nadere vragen aan te dragen zoals bepaald in haar uitspraak.
Bij uitspraak van 6 juli 2021 heeft de rechtbank het door de vreemdeling tegen het besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het besluit, Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn verzoek om internationale bescherming en de staatssecretaris opgedragen dat verzoek binnen een week na de dag van verzending van haar uitspraak in behandeling te nemen.
Tegen deze uitspraken heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraken van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening. Dit betekent dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort met ingang van de dag na bekendmaking van deze uitspraak.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraken van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Snijders
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2021
345-922