ECLI:NL:RVS:2021:1685

Raad van State

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
202100088/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verbod op het aanleggen van een uitweg door het college van burgemeester en wethouders van Delft

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Delft op 1 augustus 2018 een besluit genomen waarin het de appellant verbiedt een uitweg aan te leggen bij een specifieke locatie in Delft. Dit besluit is genomen omdat de aanleg van de uitweg zou leiden tot het vervallen van een openbare parkeerplaats in een straat met een hoge parkeerdruk. De appellant heeft op 17 juli 2018 melding gemaakt van zijn voornemen om een uitweg te maken, maar het college heeft dit geweigerd. De appellant heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 15 januari 2019. De rechtbank Den Haag heeft op 18 november 2020 het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna de appellant hoger beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 12 juli 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De appellant, bijgestaan door mr. W. Koster, heeft betoogd dat het college ten onrechte de aanleg van de uitweg heeft verboden. Hij stelt dat, hoewel in de praktijk meestal aan de kant van de locatie wordt geparkeerd, er aan beide zijden van de straat geparkeerd mag worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door de appellant gewenste uitrit leidt tot het onnodig verliezen van een openbare parkeerplaats. De Afdeling heeft de argumenten van de appellant niet gevolgd en bevestigd dat de huidige parkeersituatie de meest efficiënte is.

De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van de appellant is ongegrond verklaard. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 juli 2021.

Uitspraak

202100088/1/A3.
Datum uitspraak: 28 juli 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Delft,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 november 2020
in zaak nr. 19/1353 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Delft.
Procesverloop
Bij besluit van 1 augustus 2018 heeft het college [appellant] verboden een uitweg aan te leggen bij de [locatie] in Delft.
Bij besluit van 15 januari 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 november 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juli 2021, waar [appellant], bijgestaan door mr. W. Koster, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.L. Schreuder, zijn verschenen.
Overwegingen
Juridisch toetsingskader
1.       Het juridisch toetsingskader is vermeld in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.       [appellant] heeft op 17 juli 2018 bij het college melding gedaan van het voornemen een uitweg te maken bij de [locatie] in Delft.
Bij het besluit van 1 augustus 2018 heeft het college dit verboden omdat door de beoogde uitweg een openbare parkeerplaats komt te vervallen in een straat waar sprake is van een hoge parkeerdruk.
Hoger beroep
3.       [appellant] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat het college terecht de aanleg van de uitweg heeft verboden omdat daardoor een openbare parkeerplaats verloren gaat. Hij betoogt dat, hoewel in de praktijk meestal aan de kant van de [locatie] wordt geparkeerd, aan beide zijden van de straat mag worden geparkeerd. De straat is niet breed genoeg om aan beide zijden te parkeren, maar als in verband met de uitweg niet meer direct voor de [locatie] kan worden geparkeerd, kan dat wel aan de overzijde van de straat. De slalomsituatie die dan kan ontstaan, is nu ook mogelijk, omdat aan beide zijden van de straat mag worden geparkeerd, aldus [appellant].
3.1.    Het betoog faalt. De rechtbank is het college terecht gevolgd in het standpunt dat de door [appellant] gewenste uitrit ertoe leidt dat zonder noodzaak een openbare parkeerplaats verloren gaat. Weliswaar is het in de Wielengahof toegestaan aan beide zijden van de straat te parkeren, maar in de praktijk wordt dat alleen aan de zijde van de woningen gedaan.
De straat is te smal om aan beide zijden tegelijk te parkeren. Parkeren aan de overkant van de straat is volgens het college in de praktijk geen realistische optie, omdat daardoor bestuurders tussen de geparkeerde auto’s moeten slalommen. Die situatie vergt meer ruimte, waardoor de totale parkeercapaciteit aan de Wielengahof afneemt. De huidige situatie, waarin alle auto’s in de regel aan de zijde van de woningen zijn geparkeerd, is de meest efficiënte. Dat, zoals [appellant] stelt, in theorie momenteel ook een slalomsituatie kan ontstaan omdat parkeren aan beide zijden van de straat is toegestaan, neemt niet weg dat die situatie zich in de praktijk niet voordoet. De rechtbank heeft gezien het vorenstaande terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college [appellant] ten onrechte heeft verboden een uitweg te maken.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.C.J. de Wilde, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2021
598
BIJLAGE
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Delft houdende regels omtrent gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid Algemene Plaatselijke Verordening voor Delft
Artikel 2:9
1. Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of veranderingen te brengen in een bestaande uitweg naar de weg:
[-]
b. indien het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.
2. Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg:
[-]
b. indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
[-]