ECLI:NL:RVS:2021:1647

Raad van State

Datum uitspraak
28 juli 2021
Publicatiedatum
28 juli 2021
Zaaknummer
202104692/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 28 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen, die eerder aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend, waren door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank had op 13 juli 2021 de beroepen van de vreemdelingen gegrond verklaard en de besluiten van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de vreemdelingen recht hebben op bescherming tegen uitzetting totdat er een beslissing is genomen op hun hoger beroep. Tevens is bepaald dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdelingen moet vergoeden. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van € 748,00 aan proceskosten, die geheel toe te rekenen zijn aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 juli 2021.

Uitspraak

202104692/2/V2.
Datum uitspraak: 28 juli 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 13 juli 2021 in zaak nr. NL20.14353 en NL20.14355 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 17 juli 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij tussenuitspraak van 7 oktober 2020 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een aan die besluiten klevend gebrek te herstellen.
Bij uitspraak van 13 juli 2021 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Bijloos
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2021
572-936