202001325/1/R1.
Datum uitspraak: 14 juli 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
appellant,
en
de raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Ypenburg Centraal" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 april 2020, waar [appellant], in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door M. Dorrepaal, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het plan is een actualisatie van het bestemmingsplan "Nootdorp-Noord", vastgesteld op 23 september 2010, en van plannen waarbij het bestemmingsplan "Nootdorp-Noord" is gewijzigd in verband met latere ontwikkelingen. Met het plan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
[appellant] is eigenaar van de woning op het perceel [locatie A] te Nootdorp (hierna: het perceel). Hij beoogt met zijn beroep te bereiken dat de bouwhoogte van 4 m die geldt voor een deel van het perceel, wordt verhoogd tot 6,5 m.
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
3. [appellant] is het niet eens met de stedenbouwkundige onderbouwing die ten grondslag is gelegd aan de keuze om voor een deel van het perceel een bouwhoogte van 4 m vast te stellen. Zijn inziens doet een bouwhoogte van 6,5 m in plaats van 4 m geen afbreuk aan de stedenbouwkundige structuur van de wijk.
4. Het perceel heeft de bestemming "Wonen".
Ingevolge artikel 9.2.2 mag de bouwhoogte van woningen niet meer bedragen dan op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
Voor een deel van het perceel is een maximum bouwhoogte van 4 m aangegeven. Dit deel van het perceel ligt ongeveer 5 m achter de voorgevelrooilijn.
In het hiervoor geldende bestemmingsplan "Nootdorp-Noord" gold voor dit deel van het perceel van [appellant] eveneens een bouwhoogte van 4 m.
5. De raad stelt zich op het standpunt dat het verhogen van de maximale bouwhoogte van 4 m naar 6,5 m afbreuk doet aan de stedenbouwkundige structuur van de wijk. De raad heeft zijn standpunt gebaseerd op een stedenbouwkundig advies. Hierin is aangegeven dat de woningen in het blok Droppinghof 2 tot en met 15 in een vast ritme staan van telkens twee naast elkaar gebouwde dwarskappen met daartussen een laag deel met een plat dak. Dit patroon wordt doorbroken als op de platte daken één of meer dakopbouwen worden gerealiseerd. Tevens hebben dakopbouwen op de platte daken tot gevolg dat de open structuur verdwijnt. Hierdoor gaat ook het contrast verloren met de aaneengesloten bebouwing van Operatie Manninghof die achter de woningen aan de Droppinghof 2 tot en met 15 ligt. De raad stelt verder dat nu de beoogde verhoging van de maximale bouwhoogte van 4 m naar 6,5 m betrekking heeft op het deel van het bouwvlak dat achter de voorgevelrooilijn ligt, de gevolgen aan de achterzijde van de Droppinghof op het pad langs Operatie Manninghof nog groter zijn dan die aan voorzijde.
6. In hetgeen [appellant] aanvoert, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het stedenbouwkundige advies niet deugdelijk is gemotiveerd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad op basis van dit advies in redelijkheid belang kunnen toekennen aan het behoud van de deels open structuur van de woningen in het blok Droppinghof 2 tot en met 15. Deze open structuur wordt aanzienlijk beperkt indien de maximale bouwhoogte voor de platte daken wordt verhoogd tot van 4 m tot 6,5 m, ook al gaat het om bebouwing achter de voorgevelrooilijn. Verder heeft de raad mede in aanmerking kunnen nemen dat de structuur van de woonbebouwing aan de Droppinghof 2 tot en met 15 de bebouwing van Operatie Manninghof beter tot zijn recht laat komen. Het betoog faalt.
7. [appellant] heeft betoogd dat voor een zestal woningen aan de Kortelandseweg tussen de huisnummers 11 en 19 wel nieuwe ontwikkelingen zijn toegestaan terwijl hier geen stedenbouwkundig advies aan ten grondslag is gelegd.
8. De Afdeling stelt vast dat het aan de Kortelandseweg gaat om een locatie waar 6 vrijstaande woningen kunnen worden gebouwd. Naar aanleiding van de zienswijze heeft de raad enkele wijzigingen aangebracht in het ontwerpplan voor die woningen, waarbij meer is aangesloten bij het ingediende bouwplan. Nu de wijzigingen ten opzichte van het ontwerpplan beperkt zijn en het gaat om een nieuwbouwlocatie en niet zoals bij de Droppinghof om bestaande bouw, is er geen sprake van vergelijkbare gevallen. De raad hoefde deze ontwikkeling in zoverre niet te betrekken bij het plandeel Droppinghof 2 tot en met 15. Het betoog faalt.
9. Het beroep is ongegrond.
10. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in
tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2021
191.