ECLI:NL:RVS:2021:1529

Raad van State

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
202003234/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift door Participatiefonds tegen Stichting Baasis

Op 16 april 2020 heeft het bestuur van het Participatiefonds een bezwaarschrift van Stichting Baasis niet-ontvankelijk verklaard. Stichting Baasis heeft hiertegen beroep ingesteld. Het Participatiefonds heeft een verweerschrift ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het beroep behandeld op een videozitting op 10 juni 2021, waarbij Stichting Baasis vertegenwoordigd was door een gemachtigde en de directeur, en het Participatiefonds door mr. A.L.P.M. Konings en I. Ismahan el Assati.

De Afdeling heeft overwogen dat het Participatiefonds het bezwaarschrift van Stichting Baasis terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit is gebaseerd op artikel 6:5, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat het bezwaar- of beroepschrift een omschrijving bevat van het besluit waartegen het gericht is. Het bezwaarschrift voldeed hier niet aan, omdat niet duidelijk was tegen welk besluit het was gericht. Bovendien heeft Stichting Baasis niet gereageerd op een eerdere brief van het Participatiefonds waarin zij de gelegenheid kreeg om het verzuim te herstellen.

De Afdeling heeft het beroep ongegrond verklaard en het Participatiefonds hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Meyer-de Beer, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 juli 2021.

Uitspraak

202003234/1/A2.
Datum uitspraak: 14 juli 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Openbaar Onderwijs Baasis (hierna: Stichting Baasis), gevestigd te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo,
appellante,
en
het bestuur van het Participatiefonds (hierna: het Participatiefonds),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 16 april 2020, met kenmerk BZW.20.0024.01, heeft het Participatiefonds een bezwaarschrift van Stichting Baasis niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft Stichting Baasis beroep ingesteld.
Het Participatiefonds heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft het beroep op een videozitting behandeld op 10 juni 2021, waaraan Stichting Baasis, vertegenwoordigd door [gemachtigde], vergezeld van [directeur] van Stichting Baasis, en [controller] bij Stichting Baasis, en het Participatiefonds, vertegenwoordigd door mr. A.L.P.M. Konings en I. Ismahan el Assati, hebben deelgenomen.
Overwegingen
1.       Artikel 6:5, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) luidt: "Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht."
Artikel 6:6, aanhef en onder a, luidt: "Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep."
2.       Naar het oordeel van de Afdeling heeft het Participatiefonds het bezwaarschrift van Stichting Baasis, door het fonds op 24 december 2019 ontvangen, terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is voldaan aan het vereiste als neergelegd in artikel 6:5, eerste lid, onder c, van de Awb. Zoals het Participatiefonds terecht en onbetwist stelt, blijkt uit het bezwaarschrift niet eenduidig tegen welk besluit het bezwaarschrift is gericht en evenmin is door Stichting Baasis gereageerd op de brief van 28 januari 2020 waarin zij door het fonds in de gelegenheid is gesteld om dit verzuim te herstellen.
3.       Het beroep is ongegrond.
4.       Het Participatiefonds hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Meyer-de Beer, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2021
854.