ECLI:NL:RVS:2021:1446

Raad van State

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
202103966/3/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A. ten Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor de bouw van supermarkten en kantoorruimte in Rijswijk

Op 6 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Het college had eerder de aanvraag van Tiberius Vastgoed B.V. voor een omgevingsvergunning voor de bouw van twee supermarkten, kantoorruimte en parkeergelegenheid op het adres Madame Curielaan 1 te Rijswijk buiten behandeling gesteld. Dit besluit werd door de rechtbank Den Haag op 21 mei 2021 vernietigd, waarna het college hoger beroep instelde en verzocht om schorsing van de rechtsgevolgen van de uitspraak van de rechtbank.

De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek van het college onvoldoende aanleiding gaf voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. De rechter stelde vast dat de uitvoering van de aangevallen uitspraak niet zou leiden tot gevolgen die de hogerberoepsprocedure zinledig zouden maken. Bovendien was er nog geen inhoudelijke beoordeling van de aanvraag voor de omgevingsvergunning gedaan, waardoor niet kon worden geconcludeerd dat het college verplicht was om de vergunning te verlenen.

Uiteindelijk werd het verzoek van het college afgewezen, wat betekent dat het college een nieuw besluit op de aanvraag van Tiberius Vastgoed B.V. ter uitvoering van de aangevallen uitspraak dient te nemen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het verzoek kennelijk ongegrond was.

Uitspraak

202103966/3/R3.
Datum uitspraak: 6 juli 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 mei 2021 in zaak
nr. 19/2191 in het geding tussen:
Tiberius Vastgoed B.V.,
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 29 augustus 2018 heeft het college de aanvraag van Tiberius Vastgoed B.V. voor een omgevingsvergunning voor de bouw van twee supermarkten, kantoorruimte en parkeergelegenheid op het adres Madame Curielaan 1 te Rijswijk buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 19 februari 2019 heeft het college het door Tiberius Vastgoed B.V. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 mei 2021, verzonden op 27 mei 2021, heeft de rechtbank het door Tiberius Vastgoed B.V. daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 20 februari 2019 vernietigd en het besluit van 29 augustus 2018 herroepen.
Het college heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 21 mei 2021.
Tevens heeft het college de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.
2.       Het college verzoekt de voorzieningenrechter om de rechtsgevolgen van het vernietigen van zijn besluiten door de rechtbank te schorsen tot het moment waarop de Afdeling op het hoger beroepschrift van het college heeft beslist, wat neerkomt op een verzoek om hangende het hoger beroep bij de Afdeling geen uitvoering te hoeven geven aan de uitspraak van de rechtbank. Het college kan zich niet met de uitspraak van de rechtbank verenigen. Hij stelt dat de rechtbank met betrekking tot de aangevraagde kantoorruimte ten onrechte heeft geoordeeld dat het ten tijde van de voornoemde aanvraag voor een omgevingsvergunning geldende bestemmingsplan "Hoornwijck-Broekpolder" uit 2013 zelfstandige kantoren op de gronden met de bestemming "Bedrijf" toestaat. Verder stelt het college dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college die aanvraag niet buiten behandeling had mogen stellen vanwege het ontbreken van (voldoende) gegevens en bescheiden omtrent de wijze van luchtverversing in de door Tiberius Vastgoed B.V. gewenste bebouwing, in het bijzonder waar het gaat om de parkeerkelder.
3.       Gelet op artikel 6:16 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:24 van de Awb, heeft de wetgever ervoor gekozen om geen schorsende werking toe te kennen aan het instellen van hoger beroep. Daarom geldt ook indien ter zake nog een hogerberoepsprocedure aanhangig is als uitgangspunt dat na vernietiging van een op aanvraag genomen besluit een nieuw besluit wordt genomen. Bovendien is het in het belang van een efficiënte en finale geschilbeslechting dat een nieuw besluit wordt genomen, zodat dit besluit met toepassing van artikel 6:19 van de Awb, gelezen in verbinding met artikel 6:24 van die wet, in het kader van het hoger beroep kan worden beoordeeld. Indien de aangevallen uitspraak naar aanleiding waarvan het nieuwe besluit is genomen in hoger beroep niet in stand blijft, komt aan dit besluit de grondslag te ontvallen en zal het worden vernietigd.
4.       Ter motivering van zijn verzoek heeft het college aangevoerd dat hij binnen acht weken na de dag van de verzending van de uitspraak van de rechtbank, opnieuw dient te beslissen op de aanvraag voor een omgevingsvergunning van Tiberius Vastgoed B.V. Omdat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft bepaald dat het college bij zijn beslissing de uitspraak in acht dient te nemen, stelt het college dat hij zijn beslissing moet baseren op het oordeel dat door hem in hoger beroep wordt bestreden. Omdat het volgens het college niet in de rede ligt te verwachten dat voor het verstrijken van de beslistermijn van acht weken de Afdeling in de hogerberoepsprocedure uitspraak zal hebben en het volgens het college op voorhand niet kan worden uitgesloten dat het hoger beroep doel treft, stelt het college dat hij een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening waarbij de aangevallen uitspraak wordt geschorst. Volgens het college zal immers zonder een dergelijke voorlopige voorziening zijn hoger beroep illusoir zijn en zal - behoudens mogelijke andere weigeringsgronden - de door Tiberius Vastgoed B.V. aangevraagde omgevingsvergunning moeten worden verleend, met volgens het college alle onomkeerbare en zwaarwegende gevolgen van dien en daarbij het risico van precedentwerking.
5.       De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het verzoek van het college onvoldoende aanleiding is gelegen voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Onder verwijzing naar wat hiervoor onder 3 is overwogen, valt niet in te zien dat uitvoering van de aangevallen uitspraak zal leiden tot gevolgen die de hogerberoepsprocedure zinledig zouden maken. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat een inhoudelijke beoordeling van de aanvraag voor een omgevingsvergunning nog plaats dient te vinden en dat op dit moment op voorhand niet de conclusie kan worden getrokken dat het college gehouden is om over te gaan tot verlening van de omgevingsvergunning.
Voor zover het college stelt dat hij bij het nemen van het nieuwe besluit met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank genoodzaakt is af te wijken van zijn eigen standpunt, wijst de voorzieningenrechter er op dat het nieuwe besluit wordt genomen onder behoud van het standpunt van het college in hoger beroep. Zoals hiervoor onder 3 is overwogen, zal dan aan dat besluit de grondslag komen te ontvallen als de aangevallen uitspraak op grond waarvan het is genomen in hoger beroep niet in stand blijft. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat Tiberius Vastgoed B.V., in het geval het college zich genoodzaakt ziet de vergunning te verlenen, op eigen risico bouwt zolang een eventueel verleende omgevingsvergunning niet onherroepelijk is, omdat indien deze omgevingsvergunning niet in stand blijft handhavend kan worden opgetreden.
6.       Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter het verzoek van het college afwijzen, wat betekent dat het college een nieuw besluit op de aanvraag van Tiberius Vastgoed B.V. ter uitvoering van de aangevallen uitspraak dient te nemen.
7.       Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
8.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Tieleman, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2021
817.