ECLI:NL:RVS:2021:1434

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
2 juli 2021
Zaaknummer
202100590/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake inpassingsplan Vecht- en Beneden Reggegebied deelgebied Eerderhooilanden

Op 2 juli 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker A] en [verzoeker B], die beiden vrezen dat het inpassingsplan 'Vecht- en Beneden Reggegebied deelgebied Eerderhooilanden', vastgesteld door de provinciale staten van Overijssel op 28 oktober 2020, negatieve gevolgen zal hebben voor hun agrarische gronden. De verzoekers zijn van mening dat de maatregelen in het inpassingsplan zullen leiden tot een stijging van het peil van de Regge, wat kan resulteren in frequente overstromingen van hun gronden en een toename van de uit- en afspoeling van stikstof en fosfaat uit mest.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld tijdens een zitting op 22 juni 2021. Tijdens deze zitting hebben de provinciale staten aangegeven dat er voor 1 juli 2022 geen werkzaamheden in het plangebied zullen worden uitgevoerd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, ondanks de zorgen van de verzoekers, er op dit moment geen sprake is van een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Dit oordeel is gebaseerd op de mededeling van de provinciale staten en het feit dat de Crisis- en herstelwet van toepassing is, wat betekent dat er naar verwachting voor 1 juli 2022 uitspraak in de bodemprocedure zal zijn gedaan.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen en besloten dat de provinciale staten geen proceskosten hoeven te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 juli 2021.

Uitspraak

202100590/2/R3.
Datum uitspraak: 2 juli 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker A] en [verzoeker B], beiden wonend te [woonplaats] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
verzoekers,
en
provinciale staten van Overijssel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2020 hebben provinciale staten het inpassingsplan "Vecht- en Beneden Reggegebied deelgebied Eerderhooilanden" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en provinciale staten hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 juni 2021, waar [verzoeker A] en provinciale staten, vertegenwoordigd door ing. I.T.T. Wolters, bijgestaan door mr. F.S. Helder en mr. V.A. Textor, advocaten te Arnhem, zijn verschenen. [partij] heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
1.       Met het inpassingsplan wordt voorzien in interne en externe maatregelen in het kader van het beheer en herstel van het deelgebied "Eerderhooilanden" van het Natura 2000-gebied "Vecht en Beneden-Reggegebied".
2.       [verzoeker] vreest dat door de maatregelen in het inpassingsplan het peil van de Regge zal stijgen, waardoor de nabij gelegen agrarische gronden vaker zullen overstromen. Als gevolg hiervan zal de uit- en afspoeling van stikstof en fosfaat afkomstig uit mest toenemen.
3.       De voorzieningenrechter kan, gelet op het bepaalde in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Provinciale staten hebben ter zitting medegedeeld dat voor 1 juli 2022 geen werkzaamheden in het plangebied zullen worden uitgevoerd. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat toch een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening bestaat, omdat niet vaststaat dat voor die tijd uitspraak in de bodemprocedure is gedaan. Gelet op de mededeling van provinciale staten ter zitting, is de voorzieningenrechter van oordeel dat op dit moment geen sprake is van een spoedeisend belang die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat op deze procedure de Crisis- en herstelwet van toepassing is, zodat naar verwachting voor 1 juli 2022 uitspraak in de bodemprocedure zal zijn gedaan.
4.       Het verzoek dient te worden afgewezen.
5.       Provinciale staten hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Soede
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2021
270-926