202101414/2/A3.
Datum beslissing: 2 juli 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
Stichting Koepel van DBC-vrije Praktijken van Psychotherapeuten en Psychiaters (hierna: de stichting), gevestigd te Loenen, gemeente Apeldoorn,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2021 in zaak nr. 16/5329 in het geding tussen:
de stichting
en
de Autoriteit Persoonsgegevens.
Procesverloop
De stichting heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2021 in zaak nr. 16/5329.
De AP heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft de ongeschoonde versie van de opgelegde last onder dwangsom aan een zorgverzekeraar, inclusief vertrouwelijke bijlage, en de integrale versie van rapporten van bevindingen over vier zorgverzekeraars
Overwegingen
1. De AP heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van deze stukken kennis zal nemen. Ter motivering van haar verzoek voert de AP aan dat een deel van de informatie bestaat uit vertrouwelijke en bedrijfsvertrouwelijke informatie over de wijze waarop de zorgverzekeraars persoonsgegevens verwerken. Het delen van die informatie leidt volgens de AP ook tot onevenredige benadeling van de zorgverzekeraars. Verder betoogt de AP dat de verstrekking van de informatie effectief optreden van de AP tegen overtredingen zal bemoeilijken omdat deze stukken inzicht geven in zowel de wijze van bevraging door de AP als de manier waarop de onderzoeken ter plaatse verlopen. Ten slotte voert de AP aan dat het delen van de namen, functies en contactgegevens van medewerkers van de zorgverzekeraars en de namen van verzekerden de persoonlijke levenssfeer van deze personen zou aantasten.
2. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3. De Afdeling is van oordeel dat de door de AP aangevoerde belangen in dit geval zwaarder wegen dan het belang van de stichting om kennis te nemen van de stukken. Voor dat oordeel is het volgende van belang.
4. Zowel in de last onder dwangsom als in de rapporten van bevindingen is informatie verwerkt die door de zorgverzekeraars is verstrekt over hun ICT-systemen, de beveiliging daarvan en de daarin opgeslagen persoonsgegevens. Het gaat om onder meer de gebruikte (bron)systemen, applicaties, autorisaties voor toegang tot de gegevens, de bewerkers en geheimhoudingsverklaringen. Naar het oordeel van de Afdeling moet deze informatie grotendeels worden aangemerkt als bedrijfsgegevens die vertrouwelijk aan de AP zijn meegedeeld. De beperkte kennisneming van deze gegevens is nodig om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de ICT-systemen en onbevoegden toegang krijgen tot de persoonsgegevens. Voor zover de informatie niet als bedrijfsgegeven kan worden aangemerkt, is de Afdeling van oordeel dat het belang van het voorkomen van onevenredige benadeling van de betrokken zorgverzekeraars en hun verzekerden in dit geval zwaarder weegt. De reden daarvoor is ook dat misbruik van de ICT-systemen moet worden voorkomen.
Verder is van belang dat het gaat om concurrentiegevoelige informatie. Het delen van die informatie zou er bovendien toe kunnen leiden dat de doelstelling van de Zorgverzekeringswet, namelijk door concurrentie tussen zorgverzekeraars de inkoop van doelmatige zorg en een efficiënte bedrijfsvoering te stimuleren, wordt ondermijnd. Dat de vier zorgverzekeraars als partij kunnen deelnemen aan het geding en dus zouden kunnen komen te beschikken over deze informatie van hun concurrenten, is daarvoor van belang.
5. De last onder dwangsom en de rapporten bevatten ook informatie die afkomstig is uit documenten die de AP heeft verkregen in het kader van haar onderzoek. De Afdeling volgt gelet op de aard van het betreffende onderzoek de AP in haar standpunt dat de verstrekking van deze informatie effectief optreden van de AP tegen overtredingen zal bemoeilijken omdat deze stukken inzicht geven in zowel de wijze van bevraging door de AP als de manier waarop de onderzoeken ter plaatse verlopen. Gelet hierop acht de Afdeling aannemelijk dat kennisneming van deze stukken leidt tot aantasting van het belang van inspectie, controle en toezicht door de AP.
6. Tot slot is de Afdeling van oordeel dat voor zover de bijlage bij de last onder dwangsom en het rapport van bevindingen over VGZ namen van medewerkers bevatten het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer prevaleert boven het belang van de stichting bij het beschikken over deze informatie. Redengevend voor dit oordeel is dat deze gegevens voor dit geschil niet van betekenis zijn.
7. De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
Het lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2021
290