ECLI:NL:RVS:2021:1308
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak van vreemdelingen tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 6 mei 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvragen van twee vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. De vreemdelingen, die ook een verzoek voor hun minderjarige kind indienen, hebben hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag. Op 11 juni 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 juni 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening. De vreemdelingen hebben verzocht om te voorkomen dat zij worden uitgezet en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 534,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 juni 2021.