ECLI:NL:RVS:2021:129

Raad van State

Datum uitspraak
27 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
202006536/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake ontruiming woning door Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland

In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland op 21 februari 2020 een besluit genomen waarbij het verzoeker gelast werd om zijn woning aan de [locatie] te Leiden binnen 8 weken te ontruimen, onder aanzegging van bestuursdwang. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 7 juli 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft verzoeker op 16 oktober 2020 beroep ingesteld bij de rechtbank, maar dit beroep werd ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoeker hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de werking van de eerdere besluiten geschorst zou worden totdat de Afdeling uitspraak zou doen op het hoger beroep.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 januari 2021 ter zitting behandeld, waarbij verzoeker werd bijgestaan door [gemachtigden] en het dagelijks bestuur vertegenwoordigd was door H.J. Walburg en W.B.A. Mullink. Tijdens de zitting heeft verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling in het geval het verzoek zou worden ingetrokken. Het dagelijks bestuur heeft aangegeven de besluiten te schorsen in afwachting van een urgentieaanvraag van verzoeker, wat betekent dat het bestuursorgaan gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek gegrond is en heeft het dagelijks bestuur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, die op € 1.068,00 zijn vastgesteld, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 265,00. De uitspraak is gedaan door mr. S.F.M. Wortmann, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 27 januari 2021.

Uitspraak

202006536/2/A3.
Datum uitspraak: 27 januari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te Leiden,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening.
Procesverloop
Bij besluit van 21 februari 2020 heeft het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland [verzoeker] onder
aanzegging van bestuursdwang gelast de woning aan de [locatie] te Leiden binnen 8 weken te ontruimen.
Bij besluit van 7 juli 2020 heeft het dagelijks bestuur het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het dagelijks bestuur heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 januari 2021, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigden], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door H.J. Walburg en W.B.A. Mullink, zijn verschenen.
[verzoeker] heeft het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter verzocht het dagelijks bestuur te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1.       Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, gelezen in verbinding met de artikelen 8:84, vijfde lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan, in geval van intrekking van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van die wet worden veroordeeld.
2.       Het verzoek van [verzoeker] strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening de werking van de besluiten van 21 februari 2020 en 7 juli 2020 wordt geschorst, totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het ingestelde hoger beroep. Ter zitting heeft het dagelijks bestuur te kennen gegeven de besluiten te schorsen, in afwachting van de beoordeling van een door [verzoeker] in te dienen urgentieaanvraag. Het dagelijks bestuur is aldus gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift tegemoetgekomen, als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb.
3.       Het verzoek dient als gegrond op na te melden wijze te worden toegewezen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        veroordeelt het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.068,00 (zegge: duizendachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
II.       gelast dat het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 265,00 (zegge: tweehonderdvijfenzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2021
753.