202005181/2/A3.
Datum beslissing: 16 juni 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2020 in zaak nr. 19/1724 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2020 in zaak nr. 19/1724. Deze zaak gaat over het aan [appellant] onthouden van toestemming tot het verrichten van werkzaamheden voor een beveiligingsorganisatie.
De korpschef heeft een politieregistratie overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gemotiveerd medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Overwegingen
1. De weigering om toestemming te verlenen tot het verrichten van werkzaamheden voor een beveiligingsorganisatie is onder meer gemotiveerd met het argument dat [appellant] nog omgaat met personen met een antecedent. De korpschef heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de politieregistratie kennis zal nemen. Het gaat om een politieregistratie en een toelichting daarop. Dit document dient ter weerlegging van het standpunt van [appellant] dat hij niet langer omgaat met personen met een antecedent. Uit de politieregistratie volgt volgens de korpschef nog van omgang met een persoon die in verband kan worden gebracht met strafbare feiten na de veroordeling in 2013.
2. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3. De korpschef heeft met het oog op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) en vanwege het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten ten aanzien van de politieregistratie een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Awb. De genoemde belangen wegen volgens de korpschef zwaarder dan het belang van [appellant] om hiervan kennis te nemen. De betreffende informatie is geregistreerd in het kader van een grootschalig (strafrechtelijk) onderzoek naar (een) derde(n).
3.1. De Afdeling stelt voorop dat de politieregistratie een op de zaak betrekking hebbend stuk is. De Afdeling acht aannemelijk dat kennisneming van de politieregistratie zal leiden tot aantasting van het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) en het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten. Naar het oordeel van de Afdeling wegen deze belangen in dit geval zwaarder dan het belang dat [appellant] kennis kan nemen van de politieregistratie. Daarbij acht de Afdeling van belang dat het niet mogelijk is om de politieregistratie zodanig te bewerken dat de informatie niet herleidbaar is tot een identificeerbare natuurlijke persoon.
4. De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Ley-Nell
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2021