ECLI:NL:RVS:2021:1227

Raad van State

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
202101176/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.C.M.A. Michiels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en kostenverhaal bij onjuist aanbieden van huishoudelijk afval

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Arnhem op 27 januari 2021 een besluit genomen om spoedeisende bestuursdwang toe te passen. Dit besluit volgde op een incident op 13 januari 2021, waarbij een huisvuilzak van de appellant naast een ondergrondse restafvalcontainer werd aangetroffen. De appellant, wonend te Arnhem, had de huisvuilzak daar neergezet omdat hij de klep van de container niet kon openen, aangezien deze defect zou zijn. Het college heeft de kosten van de bestuursdwang, ter hoogte van € 87,00, voor rekening van de appellant gebracht.

De appellant was het niet eens met deze kosten en stelde dat hij de huisvuilzak niet op de juiste manier had kunnen aanbieden door de defecte container. Het college verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond op 15 februari 2021, waarna de appellant beroep instelde. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 20 mei 2021 behandeld.

In de overwegingen van de uitspraak werd vastgesteld dat de appellant de huisvuilzak verkeerd had aangeboden, wat leidde tot de kosten voor het college. De Raad van State oordeelde dat de kosten voor het verwijderen van de huisvuilzak terecht voor rekening van de appellant kwamen, omdat hij niet had voldaan aan zijn verplichtingen om het afval op de juiste wijze aan te bieden. De omstandigheid dat de container defect was, ontsloeg de appellant niet van deze verplichting. De Raad van State verklaarde het beroep van de appellant ongegrond en het college hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202101176/1/R4.
Datum uitspraak: 9 juni 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Arnhem,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 januari 2021 heeft het college zijn beslissing om op 13 januari 2021 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening voor Arnhem aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat een gedeelte van de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 87,00, voor rekening van [appellant] komt.
Bij besluit van 15 februari 2021 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 20 mei 2021.
Overwegingen
1.       De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op 13 januari 2021 is aangetroffen naast een ondergrondse restafvalcontainer ter hoogte van de Merwedestraat 47A in Arnhem. Het is niet in geschil dat [appellant] de huisvuilzak daar verkeerd heeft aangeboden door hem naast de container te zetten.
2.       [appellant] is het er niet mee eens dat hij een boete van € 87,00 heeft gekregen. Hij stelt dat hij zijn huisvuilzak wel naast de container moest zetten omdat deze defect was en hij de klep van de container niet kon openen.
2.1.    In artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder geschiedt, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2.2.    Het bedrag van € 87,00 dat het college voor rekening van [appellant] heeft gebracht, is geen boete maar een gedeelte van de kosten die het college heeft gemaakt voor het verwijderen van de huisvuilzak. Doordat [appellant] de huisvuilzak verkeerd heeft aangeboden, heeft het college die kosten moeten maken. In beginsel behoren die kosten voor rekening van de overtreder te komen. De omstandigheid dat de container defect was, zoals [appellant] stelt, ontsloeg hem niet van zijn verplichting om de huisvuilzak op juiste wijze ter inzameling aan te bieden, bijvoorbeeld bij een andere container of op een later moment. Deze omstandigheid maakt dan ook niet dat de door het college gemaakte kosten redelijkerwijze niet of niet geheel voor zijn rekening behoren te komen. Overigens staat in het controlerapport dat ten grondslag ligt aan het besluit van 27 januari 2021 dat de toezichthouder de container heeft gecontroleerd op storingen en dat er geen storing was toen de huisvuilzak van [appellant] naast de container werd aangetroffen.
Het betoog faalt.
3.       Het beroep is ongegrond.
4.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kors, griffier.
w.g. Michiels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kors
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2021
687