ECLI:NL:RVS:2021:1194
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunningen
Op 8 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De zaak betreft twee vreemdelingen die aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 8 maart 2021 zijn afgewezen. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 11 mei 2021 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de vreemdelingen in hun verzoek ontvangen en heeft besloten dat zij niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de proceskosten van de vreemdelingen moet vergoeden, tot een bedrag van € 534,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van de vreemdelingen heeft afgewogen tegen de belangen van de staat.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 8 juni 2021, en de voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. De griffier, mr. S. Yildiz, heeft de uitspraak in tegenwoordigheid van de voorzieningenrechter vastgesteld.