ECLI:NL:RVS:2021:1149
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 mei 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 15 juni 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag had in een tussenuitspraak van 10 februari 2021 de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om een gebrek in het besluit te herstellen. Na aanvullende besluiten van de staatssecretaris op 1 en 2 maart 2021, heeft de rechtbank op 29 april 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de bepaling dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek. De kosten zijn vastgesteld op € 534,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.