ECLI:NL:RVS:2021:1131
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdeling
Op 27 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Deze aanvraag was op 26 maart 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 31 maart 2021 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft de vreemdeling in zijn verzoek ontvangen en heeft besloten dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, tot een bedrag van € 534,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, en is openbaar uitgesproken op 27 mei 2021.
De voorzieningenrechter, mr. A. Kuijer, heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. A.M. van Meurs-Heuvel. De voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, maar de uitspraak is wel in het openbaar gedaan, wat de transparantie van de rechtspraak waarborgt.