ECLI:NL:RVS:2021:1077
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek
Op 21 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen 1 en 2 een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen hadden eerder aanvragen ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om uitstel van vertrek te krijgen, welke aanvragen op 26 februari 2020 buiten behandeling waren gesteld en afgewezen. De vreemdelingen maakten bezwaar tegen deze besluiten, maar de staatssecretaris verklaarde deze bezwaren op 20 april 2020 ongegrond. Hierop hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 25 februari 2021 de beroepen ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van de vreemdelingen afgewogen en besloten dat zij niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de kosten € 534,00 bedragen, welke geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 mei 2021.