ECLI:NL:RVS:2021:1033
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot niet-ontvankelijk verklaring aanvragen verblijfsvergunning
Op 12 januari 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdelingen hebben hiertegen op 1 april 2021 beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, maar dit beroep werd ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 mei 2021 uitspraak gedaan. De vreemdelingen vroegen om een voorlopige voorziening, waarin zij vroegen om niet te worden uitgezet en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de aangevoerde argumenten, besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met de behandeling van hun verzoek. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 534,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. H.J.M. Baldinger, in tegenwoordigheid van griffier mr. N. Tibold, en is openbaar uitgesproken op 17 mei 2021.