ECLI:NL:RVS:2020:997

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
202002161/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep vreemdelingenbewaring

Op 8 april 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was op 14 maart 2020 in vreemdelingenbewaring geplaatst. Tegen deze beslissing had de vreemdeling op 27 maart 2020 beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek om aanvullende schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Bozbey, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank in haar uitspraak ook had beslist op een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000. Aangezien de vreemdeling het alleen oneens was met de beslissing over de schadevergoeding, kon er geen hoger beroep worden ingesteld volgens artikel 84, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Hierdoor verklaarde de Raad van State zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.

De beslissing van de Raad van State houdt in dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 april 2020, waarbij mr. J.J. van Eck als lid van de enkelvoudige kamer en mr. M.T. Annen als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202002161/1/V3.
Datum uitspraak: 8 april 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 27 maart 2020 in zaak nr. NL20.6815 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 maart 2020 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 27 maart 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om aanvullende schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Bozbey, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    In de uitspraak van de rechtbank heeft zij onder meer beslist op een verzoek om schadevergoeding (artikel 106 van de Vw 2000). Omdat de vreemdeling het alleen daarmee oneens is, kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000).
2.    De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Van Eck    w.g. Annen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2020
765.