Uitspraak
Datum uitspraak: 25 maart 2020
BESTUURSRECHTSPRAAK
Raad van State
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 17 mei 2019. Het betreft de omgevingsvergunning die op 10 april 2017 door het college van burgemeester en wethouders van Landgraaf is verleend aan [vergunninghouder] voor de uitbreiding van een woonhuis op het perceel [locatie 1] te Landgraaf. De uitbreiding omvat een aanbouw op de begane grond, een uitbreiding van de kelder en de verplaatsing van de garage. [appellant], wonend op het perceel [locatie 2], vreest dat deze uitbreiding leidt tot een verslechtering van zijn woon- en leefklimaat en betoogt dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan "Parkheide/Waubach-Noord". Hij stelt dat de uitbreiding mogelijk leidt tot een derde bouwlaag, wat niet is toegestaan volgens het bestemmingsplan.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de uitbreiding niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [appellant] heeft tijdens de zitting aangevoerd dat het muurtje op het terras hoger zou zijn dan 1,2 meter, waardoor er in strijd met het bestemmingsplan een extra bouwlaag zou ontstaan. De rechtbank heeft deze grond echter buiten beschouwing gelaten, omdat deze voor het eerst ter zitting is aangevoerd en niet is onderbouwd.
In hoger beroep is de vraag of het bouwplan leidt tot een toename van het aantal bouwlagen als bedoeld in het bestemmingsplan. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien om de onderkeldering aan te merken als een bouwlaag. De stelling van [appellant] dat de kelder meer dan 1,2 meter boven het maaiveld uitsteekt, is niet aannemelijk gemaakt. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.