201808127/1/R1.
Datum uitspraak: 25 maart 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Wageningen,
en
de raad van de gemeente Wageningen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Geertjesweg 19 en 56" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Brisck B.V. en Brisck 4 B.V. (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: Brisck) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] en Brisck hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2019, waar [appellant], bij monde van [appellant B], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door M.P.M. Aberson-Vlassenrood, ing. R.G.A. Mennen en mr. V.A. Textor, advocaat te Arnhem, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Brisck, vertegenwoordigd door mr. A. Groenewoud, advocaat te Breda, als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een supermarkt ter plaatse van de Geertjesweg 19, de zogenoemde Monuta-locatie. Op de Geertjesweg 56 is een SPAR-supermarkt gevestigd, die met dit plan wordt "wegbestemd". Door middel van een voorwaardelijke verplichting is in het plan geregeld dat de nieuwe supermarkt pas in gebruik mag worden genomen als de exploitatie van de bestaande SPAR-supermarkt definitief is beëindigd.
[appellant], wonend aan de [locatie] te Wageningen, vreest dat de met het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling zijn woon- en leefklimaat zal aantasten.
Intrekking
2. Het beroep voor zover gericht tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan is ter zitting ingetrokken.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Planregeling
4. Aan het plandeel voor Geertjesweg 19 zijn de bestemming "Detailhandel", met een bouwvlak en een aanduiding voor een maximale bouwhoogte van 6 m, en de bestemming "Verkeer - verblijfsgebied" toegekend. Aan het plandeel voor Geertjesweg 56 is de bestemming "Gemengd" toegekend met de functieaanduiding "supermarkt uitgesloten".
Artikel 3, lid 3.1, van de planregels luidt:
"De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. één supermarkt, beperkt tot de eerste bouwlaag, met een maximum bruto vloeroppervlak van 1.550 m²;
b. onzelfstandige kantoren en ondergeschikte sociale voorzieningen op de tweede bouwlaag tot een maximum oppervlakte van 80 m²;
[…]"
Lid 3.4.2 luidt:
"De supermarkt als bedoeld in artikel 3.1 onder a mag pas in gebruik worden genomen nadat het exploiteren van een supermarkt ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt uitgesloten' (plaatselijk bekend Geertjesweg 56 Wageningen) definitief is beëindigd."
Netwerkvisie
5. [appellant] betoogt dat het plan in strijd is met de Netwerkvisie verkeersstructuur Wageningen (hierna: de Netwerkvisie), omdat de raad een verkeersbelasting toestaat die ver uitkomt boven de verkeersintensiteit die volgens de Netwerkvisie gewenst is. In dit verband stelt [appellant] dat de raad bij de beoordeling van de verkeersintensiteit ten onrechte is uitgegaan van de grenswaarde van 4.000 auto’s per etmaal die volgens de Netwerkvisie voor grotere kernen en stadswijken geldt, terwijl sprake is van kleinere kernen en typische woongebieden waarbij een grenswaarde van 2.000 tot 2.500 hoort. Daarnaast stelt [appellant] dat de raad gebruik heeft gemaakt van verkeerstellingen die niet representatief zijn. [appellant] wijst in dit verband op de het aantal verkeersbewegingen in het gebied volgens de Netwerkvisie.
5.1. Uit de memo "Verkeerstoets supermarkt Geertjesweg Wageningen", opgesteld door Accent Adviseurs (hierna: de Verkeerstoets), bijlage 10 bij de plantoelichting, volgt dat het verkeer van en naar de supermarkt zich zal verdelen over de Geertjesweg en de Nobelweg. Op deze wegen heeft de raad gedurende twee weken verkeerstellingen met meetapparatuur laten uitvoeren. De raad stelt dat de intensiteit van het verkeer op de Geertjesweg daarnaast nog een week extra is gemeten in de periode 25 september 2017 tot en met 2 oktober 2017. Uit deze metingen volgt dat de verkeersintensiteit op de Geertjesweg op een werkdag en in het weekend 3.770 respectievelijk 3.205 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. Uit deze metingen volgt verder dat de verkeersintensiteit op de Nobelweg op een werkdag en in het weekend 3.570 respectievelijk 3.035 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. De Afdeling ziet in wat [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de representativiteit van deze metingen. Weliswaar staat in de in 2016 vastgestelde Netwerkvisie voor de Geertjesweg een verkeersintensiteit van 4.000 tot 5.000 opgenomen, maar dat betekent niet dat de verkeersmetingen, die de raad op een recenter moment, in 2017, heeft laten uitvoeren, niet representatief zijn. Overigens heeft de raad in de periode 3 november tot en met 19 november 2018 opnieuw verkeerstellingen op de Geertjesweg en de Nobelweg laten uitvoeren. Uit deze metingen volgen nog lagere verkeersintensiteiten op deze wegen dan volgt uit de metingen die in 2017 zijn verricht.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
5.2. In de Netwerkvisie wordt een onderscheid gemaakt in wegen met een doorstroomfunctie en wegen in verblijfsgebieden. De wegen rondom de locatie zijn aangemerkt als "erftoegangswegen; wegen in verblijfsgebieden". In de Netwerkvisie staan gewenste grenswaarden van de hoeveelheid verkeer op dat soort wegen in verblijfsgebieden binnen de bebouwde kom genoemd. Uit de Netwerkvisie volgt dat deze grenswaarden niet absoluut zijn. [appellant] heeft ter zitting erkend dat een overschrijding van een grenswaarde op zichzelf niet betekent dat een bestemmingsplan met de Netwerkvisie in strijd is. Gelet op het karakter en de ligging van de Geertjesweg acht de Afdeling het standpunt van de raad dat hier de grenswaarde voor erftoegangswegen in grotere kernen en stadswijken moet worden toegepast niet onjuist. Daarbij betrekt de Afdeling dat het gebied, volgens een kaart, die op pagina 14 van de Netwerkvisie staat opgenomen, binnen de grenzen ligt van een gebied waartoe ook het centrum van Wageningen behoort. Omdat uit de Verkeerstoets volgt dat het verwachte aantal verkeersbewegingen slechts op één wegvak op een werkmiddag de gewenste grenswaarde voor grotere kernen en stadswijken minimaal zal overschrijden, ziet de Afdeling in het betoog van [appellant] over de gehanteerde grenswaarden geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met de Netwerkvisie.
Het betoog slaagt ook voor het overige niet.
Verkeersveiligheid
6. [appellant] betoogt dat sprake zal zijn van een verkeersonveilige situatie. Volgens [appellant] zijn naast de acht in het plan genoemde maatregelen, extra maatregelen nodig voordat sprake is van een verkeersveilige situatie. [appellant] wijst op de door de raad aangenomen motie waarin aanvullende maatregelen worden aangekondigd. Hieruit volgt volgens [appellant] dat de raad deze maatregelen ook noodzakelijk vindt. [appellant] wijst verder op de Verkeerstoets, waaruit volgt dat de oversteek van de Geertjesweg problematisch is en waarin een getrapte overgang wordt voorgesteld. Deze maatregel behoort volgens [appellant] niet tot de acht in het plan genoemde maatregelen. [appellant] betoogt voorts dat bij de voorbereiding van het plan ten onrechte niet is getoetst aan richtlijnen voor wegontwerpen van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (hierna: SWOV).
6.1. De raad geeft als toelichting dat omwonenden gevraagd hebben om naast de acht maatregelen in de buurt van de supermarkt ook maatregelen te treffen voor andere delen van de Nobelweg en de Geertjesweg. Dit is voor de raad aanleiding geweest om de motie waar [appellant] naar verwijst aan te nemen. Ook zonder deze extra maatregelen zal er volgens de raad echter sprake zijn van een verkeersveilige situatie.
6.2. Uit de Verkeerstoets volgt dat er door de komst van de supermarkt en de gewijzigde bestemming van het perceel aan de Geertjesweg 56, sprake zal zijn van een toename van 1.174 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De Nobelweg tussen de toegang van het parkeerterrein en de Geertjesweg krijgen volgens de Verkeerstoets te maken met de grootste toename van het aantal motorvoertuigen per etmaal. Daarna verspreidt het verkeer zich snel, waardoor het verkeer op de omliggende wegen in beperkte mate zal toenemen. Zoals vermeld onder 5.2 zal het aantal voertuigbewegingen op één wegvak de grenswaarde overschrijden. Uit de Verkeerstoets volgt dat dit een minimale overschrijding is over een kort tracé die de raad mede in het licht van de acht te treffen maatregelen acceptabel acht.
Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat als gevolg van de door het plan mogelijk gemaakte ontwikkeling sprake zal zijn van een verkeersveilige situatie. Daarbij betrekt de Afdeling dat de raad toepassing heeft gegeven aan de verkeersveiligheidsvisie "Duurzaam Veilig". Voor een verdergaande toetsing aan richtlijnen van de SWOV heeft de raad geen aanleiding hoeven zien.
Het betoog slaagt niet.
Parkeren
7. [appellant] betoogt dat de gehanteerde parkeernorm van 3,9 parkeerplaatsen per 100 m² brutovloeroppervlak te laag is, nu bij een fullservice-supermarkt vaak met de auto weekboodschappen worden gedaan. De stelling van de raad dat Wageningen een fietsstad is en dat de supermarkt een wijkverzorgende functie heeft, waardoor het reëel zou zijn om te veronderstellen dat een deel van de bezoekers lopend of met de fiets komt, is volgens [appellant] niet juist. Verder voert [appellant] aan dat de parkeerdruk in de openbare ruimte door dit plan wordt vergroot. Daarnaast zijn de parkeerplaatsen in de openbare ruimte volgens [appellant] niet veilig.
7.1. De raad heeft bij het bepalen van de parkeerbehoefte de kencijfers uit de publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (publicatie 317)" (hierna: CROW-publicatie 317) gehanteerd. De kencijfers uit de CROW-publicatie 317 voor een fullservice-supermarkt kennen een bandbreedte van 3,9 tot 5,9 parkeerplaatsen per 100 m² brutovloeroppervlak. De raad heeft de onderkant van deze bandbreedte aangehouden en toegelicht dat uit het rapport "Wageningen, Ruimtelijk-functionele onderbouwing supermarktontwikkeling Geertjesweg", opgesteld door BRO, en het rapport "Second Opinion, Supermarktontwikkeling Geertjesweg Wageningen", opgesteld door Bureau Stedelijke Planning, volgt dat de supermarkt op deze locatie primair een wijkverzorgende functie heeft, waardoor het reëel is om te veronderstellen dat een groot deel van de bezoekers lopend of met de fiets komt. Daarnaast kent Wageningen een relatief laag autobezit per huishouden. Uit de gegevens van het Centraal Bureau voor Statistiek volgt volgens de raad dat alleen Amsterdam en Kampen een lager autobezit per huishouden kennen.
7.2. De Afdeling ziet in het betoog van [appellant] geen grond voor het oordeel dat de raad niet heeft mogen uitgaan van een norm van 3,9 parkeerplaatsen per 100 m² brutovloeroppervlak. Het door de raad gehanteerde beleid biedt daarvoor op zichzelf de mogelijkheid. De stelling van [appellant] dat mensen bij een fullservice-supermarkt vaker met de auto weekboodschappen doen, maakt niet dat de raad niet uit had mogen gaan van de onderkant van de bandbreedte van de parkeernormering van een fullservice-supermarkt, omdat de bandbreedte specifiek betrekking heeft op een fullservice-supermarkt. Verondersteld mag worden dat deze omstandigheid daarin is verdisconteerd. Ook geeft zijn betoog geen aanleiding om de door de raad gevolgde karakterisering van Wageningen als fietsstad en van de supermarkt als primair gericht op de wijk voor onjuist te houden.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
7.3. Uit de Verkeerstoets volgt dat de aan de hand van de CROW-publicatie 317 berekende parkeerbehoefte van de voorziene fullservice-supermarkt 63,57 parkeerplaatsen is op zaterdagmiddag wanneer de parkeervraag maximaal is. Uit de plantoelichting volgt dat op het eigen terrein van de supermarkt 69 openbaar toegankelijke parkeerplaatsen zijn voorzien, waardoor de parkeerbehoefte voor de supermarkt waar de raad van uitgaat volledig op eigen terrein wordt opgevangen. De totale parkeerbehoefte als gevolg van het plan is op zaterdagmiddag 82,68 parkeerplaatsen. Ter plaatse van de Geertjesweg wordt het aantal parkeervoorzieningen volgens de Verkeerstoets vergroot tot 8 langsparkeerplaatsen. De 6 langsparkeerplaatsen aan de Nobelweg komen te vervallen omwille van de verkeersveiligheid, maar er zijn 6 nieuwe langsparkeerplaatsen aan de Postjesweg voorzien. Het relevante toekomstige parkeeraanbod bedraagt dan ook in totaal 83 parkeerplaatsen. Met dit aantal parkeerplaatsen wordt voorzien in de parkeerbehoefte op het moment waarop de parkeervraag maximaal is. Daarom ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de parkeervraag en het parkeeraanbod op het maatgevend moment met elkaar in evenwicht zijn en de parkeerdruk in de openbare ruimte niet wordt vergroot.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
7.4. Over de veiligheid van de parkeerplaatsen in de openbare ruimte stelt de raad zich op het standpunt dat er geen sprake is van onveilige parkeerplaatsen. Uit objectieve gegevens die voorhanden zijn, zoals de ongevalsregistratie, blijkt volgens de raad ook niet dat sprake is van een onveilige situatie rond de parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Met de enkele stelling dat de parkeerplaatsen onveilig zijn, heeft [appellant] naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat de parkeerplaatsen onveilig zijn.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
Alternatieve locatie
8. Over de beroepsgrond waarmee [appellant] betoogt dat bij de voorbereiding van het plan alternatieve locaties hadden moeten worden betrokken, overweegt de Afdeling dat [appellant] geen alternatieve locaties voor de supermarkt heeft aangedragen. De raad heeft de bezwaren van [appellant] tegen een fullservice-supermarkt aan de Geertjesweg 19 meegenomen in zijn belangenafweging en gemotiveerd een keuze gemaakt voor zo’n supermarkt op deze locatie. Gelet op wat de Afdeling hiervoor in de uitspraak over de beroepsgronden van [appellant] heeft overwogen, heeft de raad mogen oordelen dat de door Brisck gewenste ontwikkeling aan de Geertjesweg 19 voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Voor onderzoek naar alternatieve locaties voor de supermarkt heeft de raad geen aanleiding hoeven zien.
Het betoog slaagt niet.
Financiële uitvoerbaarheid
9. [appellant] betoogt dat de verkeersmaatregelen die nodig zijn om zogeheten gebiedsvreemd verkeer tegen te gaan in de omgeving van het plangebied ten onrechte niet zijn meegenomen, waardoor hij twijfelt aan de financiële uitvoerbaarheid van het plan.
9.1. De raad heeft toegelicht dat uit de Netwerkvisie volgt dat gebiedsvreemd verkeer uit de woonstraten moet worden geweerd door de doorstroming op de Ring te optimaliseren en door circulatiemaatregelen, afsluitingen en dergelijke in de verblijfsgebieden. De raad heeft toegelicht dat de supermarkt enig verkeer van buiten de wijk aan zal trekken, maar primair een wijkverzorgende functie heeft en dat de opgave om gebiedsvreemd verkeer uit de woonstraten te weren op een hoger schaalniveau wordt aangepakt.
9.2. In het kader van een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder ook de financiële uitvoerbaarheid is begrepen, slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd.
9.3. De Afdeling overweegt dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voor het terugdringen van gebiedsvreemd verkeer in de gemeente benodigde verkeersmaatregelen voor de gehele gemeente in samenhang dienen te worden bezien. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de supermarkt zo’n aantrekkingskracht op mensen van buiten de wijk zal hebben dat dit punt bij de totstandkoming van het plan had moeten worden betrokken. Er is geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand had moeten inzien dat het plan financieel niet uitvoerbaar is.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. A. ten Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2020
91.