ECLI:NL:RVS:2020:823
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- A.W.M. Bijloos
- H.J.M. Baldinger
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de niet-in behandeling name van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 7 februari 2020. De rechtbank had de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, nadat de staatssecretaris deze aanvraag niet in behandeling had genomen. De staatssecretaris had zich beroepen op de Dublinverordening, waarbij België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De vreemdeling had echter niet aangetoond dat de Belgische autoriteiten hun verdragsverplichtingen niet zouden nakomen, wat de staatssecretaris als reden aanvoerde voor zijn besluit.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De rechtbank had volgens de Raad ten onrechte geoordeeld dat de staatssecretaris niet zorgvuldig had onderzocht of de vreemdeling aannemelijk had gemaakt dat de Belgische autoriteiten hun verplichtingen niet zouden nakomen. De vreemdeling had de uitspraak van de Raad voor de Vreemdelingenbetwistingen niet overgelegd en had ook op andere manieren niet aangetoond dat de staatssecretaris ten onrechte van het interstatelijk vertrouwensbeginsel was uitgegaan.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 25 maart 2020.