ECLI:NL:RVS:2020:774
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in vreemdelingenbewaring
Op 18 maart 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was eerder op 21 januari 2020 in vreemdelingenbewaring geplaatst en had tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 februari 2020, waarin zijn beroep ongegrond werd verklaard, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A.J. Purperhart, heeft in zijn hoger beroep niet uiteengezet waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling bestuursrechtspraak geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. H. Vonk, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 18 maart 2020.