ECLI:NL:RVS:2020:773
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in vreemdelingenbewaring
Op 18 maart 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De vreemdeling was eerder door de rechtbank Den Haag in een uitspraak van 17 februari 2020 in zijn beroep ongegrond verklaard en had zijn verzoek om schadevergoeding afgewezen gezien. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.A.J. Purperhart, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State overweegt dat het hoger beroep zich niet richt tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem niet juist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals bepaald in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Afdeling bestuursrechtspraak verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.