ECLI:NL:RVS:2020:767

Raad van State

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
202001694/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank inzake huisverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2020. De verzoeker, wonend te Rotterdam, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van een besluit van de burgemeester van Rotterdam, dat op 4 maart 2020 is genomen, waarbij een huisverbod voor de duur van 10 dagen is opgelegd aan de verzoeker. De mondelinge uitspraak vond plaats op 13 maart 2020.

Tijdens de zitting op 13 maart 2020, waar de voorzieningenrechter en de griffier aanwezig waren, werd het verzoek van de verzoeker besproken. De burgemeester was vertegenwoordigd door twee advocaten. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het proces-verbaal van de eerdere uitspraak van de rechtbank nog niet beschikbaar was, waardoor zij niet op de hoofdzaak kon beslissen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er op 3 maart 2020 een geweldsincident had plaatsgevonden in de woning van de verzoeker, wat volgens haar voldoende reden was voor het opleggen van het huisverbod.

De burgemeester heeft aangegeven dat het huisverbod niet zal worden verlengd en de verzoeker verblijft tijdelijk bij een vriend. De verzoeker heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat het huisverbod eerder opgeheven zou moeten worden. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen dringend belang is bij het opheffen van het huisverbod op dat moment, en wijst het verzoek af.

Uitspraak

202001694/2/A3.
Datum uitspraak: 13 maart 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 6 maart 2020 in zaak nr. B.01020.SCVP in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de burgemeester van Rotterdam.
Openbare zitting gehouden op 13 maart 2020 om 9 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter
griffier: mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken
Verschenen:
[verzoeker], vertegenwoordigd door [gemachtigde];
De burgemeester, vertegenwoordigd door mr. S. van der Heide en mr. V.E. van Dijk.
Het hoger beroep richt zich tegen de mondelinge uitspraak van 6 maart 2020 van de rechtbank. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het geding betreft het besluit van de burgemeester van 4 maart 2020 tot oplegging van het huisverbod voor 10 dagen.
De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.
Daartoe overweegt zij het volgende.
De voorzieningenrechter kan in dit geval niet ook op de hoofdzaak beslissen omdat het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de rechtbank nog niet beschikbaar is.
Op 3 maart 2020 is er een geweldsincident in de woning van [verzoeker] geweest. Dat incident was naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter voldoende reden om een huisverbod op te leggen. Het huisverbod verloopt over iets meer dan 20 uur. De burgemeester heeft kenbaar gemaakt dat het huisverbod niet zal worden verlengd. Ter zitting heeft de gemachtigde bevestigd dat [verzoeker] op dit moment verblijft bij een vriend en dat hij daar tot morgenochtend kan blijven. [verzoeker] heeft verder geen bijzondere omstandigheden aangevoerd waarom hij toch eerder naar huis moet. Daartegenover staat dat de burgemeester als uitgangspunt hanteert dat een huisverbod wordt opgelegd voor 10 dagen tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. Om deze redenen is de voorzieningenrechter van oordeel dat dringend belang bij het vandaag al opheffen van het huisverbod ontbreekt.
w.g. Van Altena    w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzieningenrechter    griffier
290.