ECLI:NL:RVS:2020:767
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- C.H.M. van Altena
- S.C. van Tuyll van Serooskerken
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank inzake huisverbod
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2020. De verzoeker, wonend te Rotterdam, heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is ingediend naar aanleiding van een besluit van de burgemeester van Rotterdam, dat op 4 maart 2020 is genomen, waarbij een huisverbod voor de duur van 10 dagen is opgelegd aan de verzoeker. De mondelinge uitspraak vond plaats op 13 maart 2020.
Tijdens de zitting op 13 maart 2020, waar de voorzieningenrechter en de griffier aanwezig waren, werd het verzoek van de verzoeker besproken. De burgemeester was vertegenwoordigd door twee advocaten. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het proces-verbaal van de eerdere uitspraak van de rechtbank nog niet beschikbaar was, waardoor zij niet op de hoofdzaak kon beslissen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er op 3 maart 2020 een geweldsincident had plaatsgevonden in de woning van de verzoeker, wat volgens haar voldoende reden was voor het opleggen van het huisverbod.
De burgemeester heeft aangegeven dat het huisverbod niet zal worden verlengd en de verzoeker verblijft tijdelijk bij een vriend. De verzoeker heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat het huisverbod eerder opgeheven zou moeten worden. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen dringend belang is bij het opheffen van het huisverbod op dat moment, en wijst het verzoek af.