ECLI:NL:RVS:2020:763

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
201908281/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van kennisneming van stukken op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017

In deze zaak heeft [appellant] beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 oktober 2019. Het betreft een verzoek om kennisneming van stukken op basis van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017). De minister heeft in zijn nadere motivering aangegeven dat alleen de Afdeling kennis mag nemen van deze stukken, vanwege gewichtige redenen die verband houden met de bescherming van bronnen en actuele werkwijzen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 maart 2020 beslist over de weigering van kennisneming van bepaalde stukken. De Afdeling heeft vastgesteld dat de nadere motivering bronnen en actuele werkwijzen bevat die niet openbaar gemaakt kunnen worden. De belangenafweging die de Afdeling heeft gemaakt, houdt in dat het belang van de bescherming van deze gegevens zwaarder weegt dan het belang van [appellant] om kennis te nemen van de nadere motivering.

De Afdeling heeft daarom het verzoek van de minister tot beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht. De beslissing is genomen in het kader van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de Afdeling de bevoegdheid heeft om te bepalen of de weigering of beperking van kennisneming gerechtvaardigd is. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.

Uitspraak

201908281/2/A3.
Datum beslissing: 18 maart 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Procesverloop
[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 8 oktober 2019. Het geding betreft een verzoek om kennisneming van stukken op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (hierna: de Wiv 2017).
De minister heeft nadere motivering van het besluit van 8 oktober 2019 overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Overwegingen
1.    De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de nadere motivering kennis zal nemen. De minister stelt zich op het standpunt dat beperking van de kennisneming hiervan noodzakelijk is ter bescherming van bronnen en actuele werkwijzen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.
2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    De Afdeling heeft kennis genomen van de nadere motivering en heeft daarbij vastgesteld dat hieruit bronnen en actuele werkwijzen kunnen worden afgeleid. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang bij beperking van de kennisneming in dit geval zwaarder dan het belang dat [appellant] kennis kan nemen van de nadere motivering.
4.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe;
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Ley-Nell
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2020