ECLI:NL:RVS:2020:760

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
202001608/1/V2 en 202001608/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 16 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de niet-ontvankelijkheid van een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had op 30 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, maar deze verklaarde het beroep op 20 februari 2020 ongegrond. Vervolgens heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, maar dit hoger beroep werd niet tijdig ingediend, aangezien de termijn hiervoor op 27 februari 2020 eindigde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vreemdeling geen geldige redenen had aangevoerd om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen, waardoor het hoger beroep als niet-ontvankelijk werd verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202001608/1/V2 en 202001608/2/V2.
Datum uitspraak: 16 maart 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 20 februari 2020 in zaak nr. NL19.20694 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 30 augustus 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 20 februari 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.J.P. Lemmen, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 27 februari 2020. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. Wat de vreemdeling heeft aangevoerd, is geen reden om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen, want de omstandigheden waar zij zich op beroept komen voor haar rekening.
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van Loon
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2020
853.