ECLI:NL:RVS:2020:748

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
202000196/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verlenging van bewaringsmaatregel voor vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 3 januari 2020. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring bevolen en schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De zaak betreft de verlenging van de aan de vreemdeling opgelegde bewaringsmaatregel, die op 4 december 2019 met maximaal twaalf maanden werd verlengd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak de rechtsvraag behandeld of de staatssecretaris bij het nemen van een verlengingsbesluit een aparte verzwaarde belangenafweging moet maken. Deze vraag is eerder beantwoord in een uitspraak van 24 december 2019. De Afdeling oordeelt dat de grief van de staatssecretaris slaagt en dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de vreemdeling wordt ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202000196/1/V3.
Datum uitspraak: 12 maart 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 3 januari 2020 in zaak nr. NL 19.30793 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2019 is de termijn van de aan de vreemdeling opgelegde bewaringsmaatregel verlengd met ten hoogste twaalf maanden (het verlengingsbesluit).
Bij uitspraak van 3 januari 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.P. Duijn, advocaat te Eindhoven, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    In de enige grief wordt de rechtsvraag opgeworpen of de staatssecretaris bij het nemen van een verlengingsbesluit nog een aparte verzwaarde belangenafweging moet maken. Deze rechtsvraag heeft de Afdeling bij uitspraak van 24 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4460, beantwoord. Uit overweging 1.2. van die uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 3 januari 2020 in zaak nr. NL 19.30793;
III.    verklaart het beroep ongegrond;
IV.    wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, griffier.
w.g. Drop    w.g. Vonk
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2020
345-839.