ECLI:NL:RVS:2020:703
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning
Op 9 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De zaak betreft een vreemdeling die op 21 november 2019 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 21 februari 2020 het beroep ongegrond verklaarde. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen gekeken naar de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling. Hij heeft geoordeeld dat er aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de overdrachtstermijn, zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening, wordt opgeschort. Dit betekent dat de procedure voor de overdracht van de vreemdeling wordt stilgelegd, zodat de vreemdeling niet direct kan worden overgedragen aan een andere lidstaat.
De voorzieningenrechter heeft beslist dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 maart 2020, en de voorzieningenrechter, mr. A.W.M. Bijloos, heeft de beslissing vastgesteld in aanwezigheid van de griffier, mr. E. de Groot.