ECLI:NL:RVS:2020:64

Raad van State

Datum uitspraak
15 januari 2020
Publicatiedatum
14 januari 2020
Zaaknummer
201909349/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdelingenbewaring en ongegrondverklaring door rechtbank

Op 15 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling. De vreemdeling was op 13 november 2019 in vreemdelingenbewaring gesteld. Tegen deze beslissing had de vreemdeling beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank verklaarde op 24 december 2019 het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Berg, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Bovendien bevatte het hoger beroep nauwelijks concrete kritiek op het oordeel van de rechtbank, waardoor de argumenten in hoger beroep evident niet slaagden.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 15 januari 2020, waarbij mr. C.M. Wissels de uitspraak vaststelde in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.

Uitspraak

201909349/1/V3.
Datum uitspraak: 15 januari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 24 december 2019 in zaak nr. NL19.30451 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2019 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 24 december 2019 heeft de rechtbank het met een kennisgeving van de staatssecretaris daartegen aanhangig gemaakte beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Berg, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep bevat nauwelijks concrete kritiek op het oordeel van de rechtbank. Wat in hoger beroep is aangevoerd slaagt daarom evident niet.
2.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.
w.g. Wissels    w.g. Van Leeuwen
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2020
373.