ECLI:NL:RVS:2020:64
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en ongegrondverklaring door rechtbank
Op 15 januari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling. De vreemdeling was op 13 november 2019 in vreemdelingenbewaring gesteld. Tegen deze beslissing had de vreemdeling beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank verklaarde op 24 december 2019 het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Berg, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Bovendien bevatte het hoger beroep nauwelijks concrete kritiek op het oordeel van de rechtbank, waardoor de argumenten in hoger beroep evident niet slaagden.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 15 januari 2020, waarbij mr. C.M. Wissels de uitspraak vaststelde in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, griffier.