ECLI:NL:RVS:2020:579

Raad van State

Datum uitspraak
26 februari 2020
Publicatiedatum
26 februari 2020
Zaaknummer
201901009/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over vergunningen voor bijzonder transport voor rondvaartvaartuigen in Amsterdam

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Canal Rondvaart B.V. en Stromma Nederland B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep van Canal Rondvaart tegen een besluit van Waternet ongegrond werd verklaard. Waternet had op 23 juli 2017 vergunningen voor bijzonder transport verleend aan Canal Rondvaart voor meerdere vaartuigen, geldig tot 8 april 2023. De vergunningen waren verleend op basis van de Overgangsregeling, die is ingesteld om vaartuigen die niet aan de nieuwe doorvaartprofielen voldoen, de tijd te geven zich aan te passen. Canal Rondvaart betoogde dat Waternet ten onrechte de overgangsbepaling had geschrapt, waardoor zij geen vergunning voor onbepaalde tijd kon verkrijgen. De rechtbank oordeelde dat Waternet een redelijke belangenafweging had gemaakt, maar Canal Rondvaart was het daar niet mee eens en ging in hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 februari 2020 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat het schrappen van de overgangsbepaling in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel. De Afdeling stelde vast dat Canal Rondvaart recht had op een vergunning voor onbepaalde tijd, mits zij binnen de overgangstermijn van 15 jaar aan de milieueisen voldeed. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van Waternet, en bepaalde dat de overgangsbepaling alsnog in de vergunningen van Canal Rondvaart moest worden opgenomen. Dit betekent dat Canal Rondvaart in aanmerking komt voor een vergunning voor onbepaalde tijd, indien zij voor 8 april 2023 voldoet aan de gestelde milieuvoorschriften.

Uitspraak

201901009/1/A3.
Datum uitspraak: 26 februari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Canal Rondvaart B.V. en Stromma Nederland B.V. (voorheen: Canal Company B.V.) (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: Canal Rondvaart), gevestigd te Amsterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2018 in zaak nr. 18/1760 in het geding tussen:
Canal Rondvaart
en
Stichting Waternet, namens de bevoegde autoriteit zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement (hierna: Waternet).
Procesverloop
Bij besluit van 23 juli 2017 heeft Waternet aan Canal Rondvaart vergunningen bijzonder transport verleend voor meerdere aan haar toebehorende vaartuigen, met een geldigheidsduur tot en met 8 april 2023.
Bij besluit van 24 januari 2018 heeft Waternet het door Canal Rondvaart daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 december 2018 heeft de rechtbank het door Canal Rondvaart daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Canal Rondvaart hoger beroep ingesteld.
Canal Rondvaart heeft een nader stuk ingediend.
Waternet heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2019, waar Canal Rondvaart, vertegenwoordigd door mr. E. Dans, advocaat te Rotterdam, [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en Waternet, vertegenwoordigd door mr. E.G. Blees en mr. K van Driel, zijn verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Inleiding
2. In april 2008 is de door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam vastgestelde Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam (hierna: de Regeling doorvaartprofielen) in werking getreden. De regeling is gebaseerd op de Scheepvaartverkeerswet (hierna: de Svw) en het Binnenvaartpolitiereglement (hierna: het Bpr). In deze regeling is opgenomen welke vaartuigen met welke afmetingen door welke Amsterdamse wateren mogen varen. In de regeling zijn, aan de hand van de breedte, lengte en diepgang van een vaartuig, verschillende doorvaartprofielen bepaald. Een vaartuig mag varen op de vaarwegen die horen bij het doorvaartprofiel waarbinnen het vaartuig past. Een vaartuig dat niet aan de maximale vastgestelde eisen van een vaarweg voldoet, wordt niet geacht in overeenstemming te zijn met de karakteristieken van de vaarweg als bedoeld in artikel 1.06 van het Bpr. Op vaarwegen waar een profiel geldt waarbinnen het vaartuig niet past, mag het vaartuig alleen varen als daarvoor een vergunning is verleend. Dat is een vergunning voor bijzonder transport, zoals bedoeld in artikel 1.21 van het Bpr. Het geschil in deze zaak gaat over verlening van dergelijke vergunningen bijzonder transport.
2.1. In de Regeling overgangsvergunningen beroepsvaartuigen artikel 1.21 lid 2 BPR in relatie met de Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam (hierna: de Overgangsregeling) heeft Waternet de bevoegdheid om vergunningen bijzonder transport te verlenen, uitgewerkt. In de Overgangsregeling is bepaald dat voor vaartuigen van de op 1 april 2008 bestaande legale beroepsvaart die niet aan de nieuwe doorvaartprofielen voldoen, een vergunning bijzonder transport voor de duur van maximaal 15 jaar kan worden verleend. Die 15 jaar gaan in vanaf de datum waarop de Regeling doorvaartprofielen is vastgesteld. In de Overgangsregeling is verder in artikel II onder 5 bepaald dat de overgangsvergunning wordt vervangen door een vergunning voor onbepaalde tijd, indien binnen de overgangstermijn van 15 jaar wordt overgegaan op een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering (hierna: de overgangsbepaling). Het Uitwerkingsbesluit Doorvaartprofielen, versie 27 februari 2008, dat een toelichting inhoudt op de Regeling doorvaartprofielen, vermeldt hierover het volgende: "Voor bedrijfsvaartuigen uit deze groep die in de tussenliggende 15 jaar voldoen aan de nog nader vast te stellen criteria voor een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering loopt de regeling door tot het moment dat het vergunde schip uit de vaart wordt genomen. De beperking tot de huidige vergunde schepen is ingegeven door de wens om op den duur te komen tot de gewenste situatie, namelijk dat alle vaartuigen in passende profielen varen." De voorwaarden voor een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering zouden door het college worden vastgesteld. Dit is niet gebeurd en bij een op 23 september 2016 bekendgemaakt besluit is de overgangsbepaling komen te vervallen. Omdat in de door de gemeenteraad vastgestelde Nota Varen van 2013 is bepaald dat alle rondvaartboten aan strengere milieunormen (uiteindelijk: zero emissie) moeten voldoen, bestond volgens Waternet geen noodzaak meer om de milieuvoorwaarden van de overgangsbepaling in te vullen.
Besluitvorming
3. Canal Rondvaart heeft voor haar vaartuigen vergunningen voor bijzonder transport aangevraagd op grond van de Overgangsregeling. De vaartuigen vallen door hun omvang onder doorvaartprofiel A, maar Canal Rondvaart wil ook varen op de vaarwegen voor profiel B in het centrum van Amsterdam. Daarvoor heeft zij deze vergunningen nodig. Waternet heeft de vergunningen overeenkomstig de Overgangsregeling verleend met een geldigheidsduur tot en met 8 april 2023.
De aangevallen uitspraak
4. De rechtbank heeft onder meer geoordeeld dat Waternet een kenbare belangenafweging heeft gemaakt wat betreft de keuze om geen milieuvoorwaarden op te stellen en de overgangsbepaling met ingang van 23 september 2016 te laten vervallen. Volgens de rechtbank is een aanpassingsduur van 15 jaar een redelijke termijn om te voldoen aan de doorvaartprofielen. De rechtbank heeft in dit verband naar haar uitspraak van 13 september 2018 (ECLI:NL:RBAMS:2018:7145) gewezen en heeft zich aangesloten bij de overwegingen in die uitspraak. Voor zover Canal Rondvaart heeft aangevoerd dat sprake is van strijd met de rechtszekerheid door de overgangsbepaling achteraf in te trekken, heeft de rechtbank overwogen dat er geen aanspraak bestond op een vergunning voor onbepaalde tijd. De rechtbank heeft ook in dit verband de relevante overwegingen in de uitspraak van 13 september 2018 overgenomen in haar uitspraak.
Het hoger beroep
5. Canal Rondvaart betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat, gezien de totstandkomingsgeschiedenis van de Overgangsregeling, Waternet haar een vergunning voor onbepaalde tijd had moeten verlenen. Volgens Canal Rondvaart heeft het college bij de vaststelling van de Regeling doorvaartprofielen uit 2008 geconstateerd dat deze doorvaartprofielen beperkingen opleggen aan de belangrijkste beroepsmatige gebruikers van de grachten, te weten de rondvaartrederijen. In het bijzonder gaat het om de exploitanten van destijds 30 rondvaartvaartuigen die niet aan doorvaartprofiel B voldoen. Om deze exploitanten tegemoet te komen is voorzien in een bijzondere overgangsregeling: een uitsterfconstructie. Het Uitwerkingsbesluit Doorvaartprofielen, versie 27 februari 2008, vermeldt hierover het volgende: "Voor bedrijfsvaartuigen uit deze groep die in de tussenliggende 15 jaar voldoen aan de nog nader vast te stellen criteria voor een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering loopt de regeling door tot het moment dat het vergunde schip uit de vaart wordt genomen." Deze 30 schepen mochten dus in ieder geval nog 15 jaar blijven varen in wateren met doorvaartprofiel B. Echter, ook daarna zouden deze schepen mogen blijven varen in profiel B, indien zou worden voldaan aan nog vast te stellen eisen voor een milieuvriendelijke bedrijfsvoering. De termijn van 15 jaar was volgens Canal Rondvaart dan ook niet bedoeld als redelijke termijn om te voldoen aan de doorvaartprofielen, maar was enkel bedoeld als extra stimulans om over te stappen naar een milieuvriendelijke aandrijfwijze. Dat het niet langer noodzakelijk was hier een prikkel te stellen om aan bepaalde milieueisen te voldoen, omdat hierover regels zijn gesteld in de Nota Varen, biedt onvoldoende onderbouwing voor het laten vervallen van de overgangsbepaling. Het niet voltooien en schrappen van de overgangsbepaling kan daarom niet worden gerechtvaardigd en is daarmee in strijd met het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel. Dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, de milieueisen nog een nadere invulling vergden zodat op grond van de Overgangsregeling geen aanspraak bestond op een vergunning voor onbepaalde tijd, gaat eraan voorbij dat Canal Rondvaart altijd aan alle mogelijke milieueisen kan voldoen. Zo kan zij voor al haar vaartuigen met een elektrische motor volledig emissievrij varen. Ook om die reden is met de Overgangsregeling wel degelijk het vertrouwen gewekt dat zij ook na 8 april 2023 met haar vaartuigen kon blijven varen. Daar komt bij dat de rechtbank heeft miskend dat Waternet een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt door te overwegen dat het belang van Canal Rondvaart bij vergunningen voor onbepaalde tijd, niet opweegt tegen het belang van een vlotte en veilige doorvaart. Volgens Canal Rondvaart is het belang van een vlotte en veilige doorvaart met haar vaartuigen helemaal niet in het geding.
5.1. Waternet heeft in verweer in hoger beroep naar voren gebracht dat de noodzaak is vervallen om de vergunningsvoorwaarden van de overgangsbepaling in te vullen, toen de gemeenteraad in oktober 2013 in de Nota Varen heeft bepaald dat alle rondvaartboten aan strengere milieunormen, leidend tot zero emissie, zouden moeten gaan voldoen. Het intrekken van de overgangsbepaling in 2016 is volgens Waternet niet in strijd met de rechtszekerheid, omdat er nooit aanspraak heeft bestaan op een vergunning voor onbepaalde tijd. Volgens Waternet is weliswaar een vergunning voor onbepaalde tijd in het vooruitzicht gesteld, maar Canal Rondvaart kon niet weten aan welke voorwaarden moest worden voldaan, omdat deze nooit zijn uitgewerkt.
Ter zitting heeft Waternet nog betoogd dat de Afdeling voorbij moet gaan aan het beroep van Canal Rondvaart op de Overgangsregeling, omdat deze in strijd met de Svw moet worden geacht.
6. Anders dan Waternet aanvoert, ziet de Afdeling geen reden om de Overgangsregeling in strijd met artikel 4 van de Svw te achten, want deze regeling geeft invulling aan artikel 1.21, tweede lid, van het Bpr en dus aan een verplichting omtrent het varen zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid, aanhef en onder a, onder 1, van de Svw. De overgangsbepaling is in de Overgangsregeling opgenomen om de vanuit milieuoverwegingen noodzakelijke investeringen te stimuleren. De Afdeling ziet geen reden om de overgangsbepaling in strijd met artikel 3, eerste lid, aanhef en onder e, van de Svw te achten. Het belang zoals genoemd in dit artikel, beperkt zich, anders dan Waternet aanvoert, niet tot olieverontreiniging alleen.
6.1. Naar het oordeel van de Afdeling is het besluit van Waternet van 23 september 2016 om de overgangsbepaling in de Overgangsregeling te schrappen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Daarbij betrekt de Afdeling de totstandkomingsgeschiedenis. De Overgangsregeling is in 2008 in het leven geroepen om reders de tijd te geven zich aan te passen aan de nieuwe maatvoering van de doorvaartprofielen. Uitdrukkelijk is in een overgangsbepaling opgenomen dat reders een vergunning voor onbepaalde tijd krijgen als zij binnen 15 jaar voldoen aan nader door het college vast te stellen milieuvoorschriften. Daarbij is bepaald dat de overgangsvergunning zal worden verleend tot het moment dat het vergunde vaartuig uit de vaart wordt genomen, mits voldaan is en zal worden aan de eisen van milieuvriendelijke bedrijfsvoering. Hieruit volgt dat Waternet de desbetreffende reders onder deze voorwaarden uitdrukkelijk het perspectief heeft geboden op een vergunning voor onbepaalde tijd. Ook in de door de gemeenteraad vastgestelde Nota Varen van 2013 is het bestaan van deze overgangsbepaling bevestigd.
Het enkele feit dat het college geen milieuvoorschriften ten aanzien van de bedrijfsvoering heeft opgesteld en dus geen uitwerking heeft gegeven aan de overgangsbepaling, rechtvaardigt niet, gelet op de totstandkomingsgeschiedenis, het vervallen van de overgangsbepaling. Deze rechtvaardiging kan ook niet worden gevonden in het besluit van Waternet van 23 september 2016. Dat in de Nota Varen van 2013 is bepaald dat alle rondvaartboten aan strengere milieunormen (uiteindelijk zero emissie) moeten voldoen, laat de grondslag voor de overgangsbepaling onverlet. Deze heeft namelijk betrekking op de mogelijkheid om na 2023 te blijven varen met grotere rondvaartboten dan bepaald in het doorvaartprofiel B. De rechtvaardiging voor het vervallen van de overgangsbepaling kan evenmin worden gevonden in het belang van een vlotte en veilige doorvaart, aangezien niet is gebleken dat het doorvaren in de grachten met de in 2008 reeds aanwezige grotere rondvaartboten tot hun afschrijving een onaanvaardbare situatie oplevert vanuit het oogpunt van dit belang. Het schrappen van de overgangsbepaling is immers niet gemotiveerd met dit belang, maar uitsluitend met de ontwikkelingen omtrent milieunormen. Het besluit van 24 januari 2018 houdt in dat Canal Rondvaart tot en met uiterlijk 8 april 2023 met deze rondvaartboten in de grachten met het doorvaartprofiel B mag varen maar daarna niet meer.
Gelet op het voorgaande slaagt het betoog van Canal Rondvaart dat het besluit van 24 januari 2018 in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel.
7. De Afdeling zal het hoger beroep van Canal Rondvaart alleen al om hetgeen hiervoor onder 6.1 is overwogen gegrond verklaren. Datgene wat overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking meer. Nu het schrappen van de overgangsbepaling in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel, moet de overgangsbepaling alsnog in de vergunningen van Canal Rondvaart worden opgenomen. De overgangsbepaling verwijst naar de door het college nog vast te stellen voorwaarden voor een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering. Deze voorwaarden zijn echter nooit vastgesteld, omdat inmiddels algemene voorwaarden voor milieuvriendelijkere bedrijfsvoering waren gesteld in de Nota Varen. De overgangsbepaling moet daarom zo worden gelezen dat de voorwaarden voor een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering thans zijn opgenomen in de Nota Varen. Indien een rondvaartboot binnen de termijn van 15 jaar aan die voorwaarden voldoet, moet de overgangsvergunning op grond van de overgangsbepaling worden vervangen door een vergunning voor onbepaalde tijd. Omdat Canal Rondvaart hiermee met haar vaartuigen kan blijven varen totdat deze vaartuigen uit de vaart worden gehaald, is er geen belang meer bij hetgeen zij overigens heeft aangevoerd.
Conclusie
8. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 24 januari 2018 alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met het rechtszekerheidsbeginsel voor vernietiging in aanmerking, voor zover het de aan Canal Rondvaart verleende vergunningen bijzonder transport betreft. De Afdeling zal zelf in de zaak voorzien door het besluit van 23 juli 2017 te herroepen, voor zover Waternet heeft geweigerd de onder 7 genoemde overgangsbepaling op te nemen in de vergunningen van Canal Rondvaart, bepalen dat Waternet die overgangsbepaling alsnog in die vergunningen opneemt en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 24 januari 2018, voor zover vernietigd. Het opnemen van de overgangsbepaling in de vergunningen brengt met zich dat Canal Rondvaart in aanmerking komt voor een vergunning bijzonder transport voor onbepaalde tijd indien zij voor 8 april 2023 voldoet aan de voor haar boten geldende in de Nota Varen gestelde milieuvoorschriften.
9. Waternet dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2018 in zaak nr. 18/1760;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de bevoegde autoriteit zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement van 24 januari 2018, kenmerk: 17.139871 Z17.0000219, voor zover het de aan Canal Rondvaart B.V. en Stromma Nederland B.V. verleende vergunningen bijzonder transport betreft;
V. herroept het besluit van 23 juli 2017, kenmerk: 17.106555, voor zover de bevoegde autoriteit heeft nagelaten de in overweging 7 genoemde overgangsbepaling op te nemen in de vergunningen bijzonder transport van Canal Rondvaart B.V. en Stromma Nederland B.V.;
VI. bepaalt dat de bevoegde autoriteit die overgangsbepaling alsnog opneemt in die vergunningen;
VII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 24 januari 2018, voor zover vernietigd;
VIII. veroordeelt de bevoegde autoriteit tot vergoeding van bij Canal Rondvaart B.V. en Stromma Nederland B.V. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.100,00 (zegge: eenentwintighonderdeuro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IX. gelast dat de bevoegde autoriteit aan Canal Rondvaart B.V. en Stromma Nederland B.V. het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 857,00 (zegge: achthonderdzevenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. C.C.W. Lange, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. de Vries, griffier.
w.g. Slump w.g. De Vries
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2020
582-859.
BIJLAGE - Wettelijk kader
Scheepvaartverkeerwet
Artikel 2
1. Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen is dan wel zijn, tenzij daarin anders is bepaald, het bevoegd gezag:
a. indien het betreft een scheepvaartweg in beheer bij:
[…]
3°. een gemeente: burgemeester en wethouders;
[…]
Artikel 3
1. Toepassing van de artikelen 4, 11 en 12 kan, behoudens het bepaalde in het tweede lid, slechts geschieden in het belang van:
[…]
e. het voorkomen of beperken van verontreiniging door schepen.
[…]
Artikel 4
1. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:
a. het deelnemen aan het scheepvaartverkeer op scheepvaartwegen;
[…]
2. De in het eerste lid, onder a, bedoelde regels kunnen slechts inhouden:
a. verplichtingen met betrekking tot:
1° het varen en het ligplaats nemen met schepen en andere vaartuigen;
[…]
Binnenvaartpolitiereglement
Artikel 1.06. Gebruik van de vaarweg
Een schip of een samenstel mag niet deelnemen aan de scheepvaart, indien de lengte, de breedte, de hoogte boven water, de diepgang, de manoeuvreerbaarheid of de snelheid van dit schip of dit samenstel niet verenigbaar zijn met de karakteristiek en met de afmetingen van de vaarweg en van de kunstwerken.
Artikel 1.21. Bijzondere transporten
1. Als een bijzonder transport wordt beschouwd het verplaatsen op de vaarweg:
a. van een schip of een samenstel dat niet voldoet aan artikel 1.06;
[…]
2. Een bijzonder transport vaart niet dan met een vergunning van de bevoegde autoriteit. Aan een vergunning kunnen door de bevoegde autoriteit voorwaarden worden verbonden.
[…]
Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement
Artikel 5
1. In het Binnenvaartpolitiereglement wordt onder de bevoegde autoriteit verstaan:
a. voor de vaarwegen in beheer bij het Rijk, de personen die worden aangewezen door Onze Minister;
b. voor de vaarwegen in beheer bij een ander openbaar lichaam, de personen die worden aangewezen telkens door het bestuur van het openbare lichaam;
[…]
Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam
Burgemeester en wethouders van Amsterdam
[…]
Brengen ter algemene kennis dat zij in hun vergadering van 8 april 2008 hebben besloten:
I. te bepalen dat de lengte, de breedte en de diepgang van een schip of een samenstel wordt geacht niet in overeenstemming te zijn met de karakteristieken van de vaarweg bedoeld in artikel 1.06 van het Binnenvaartpolitiereglement (en derhalve niet aan de scheepvaart mag deelnemen), indien de maten groter zijn dan de maten die gelden voor de vaarwegen zoals hieronder zijn aangegeven in de tabel en op de bijgevoegde kaarten doorvaartprofielen "Gemeente Amsterdam" en doorvaartprofielen "Binnenstad" met uitzondering van de Da Costakade, Bilderdijkgracht en Jacob van Lennepkanaal.
[…]
Regeling overgangsvergunningen beroepsvaartuigen artikel 1.21 lid 2 BPR in relatie met de Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam
De bevoegde autoriteit Binnenvaartpolitiereglement
[…]
Brengt ter algemene kennis dat hij op 8 april 2008 het volgende heeft besloten:
[…]
II. te bepalen dat de volgende vergunningen op grond van artikel 1.21 lid 2 Binnenvaartpolitiereglement verleend kunnen worden uitsluitend voor vaartuigen van de op 01-04-2008 bestaande legale beroepsvaart die niet voldoen aan de profielvoorwaarden van de Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam:
1. vergunningen bijzonder transport voor:
a. Profiel B en C zoals opgenomen in de Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam voor beroepsvaartuigen t/m 23,10 meter lang en t/m 4,50 meter breed.
b. Profiel D, zoals opgenomen in de Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam voor beroepsvaartuigen t/m 18 meter lang en t/m 4 meter breed.
Voorts te bepalen dat de volgende voorwaarden gelden:
2. Uiterlijk op de vaststellingsdatum van de regeling doorvaartprofielen (01-04-2008) is er een exploitatievergunning verleend als bedoel in artikel 2.4.5 van de VHB 2006 voor het betreffende vaartuig.
3. De overgangsvergunning op grond van artikel 1.21 lid 2 BPR geldt voor maximaal 15 jaar te rekenen vanaf de datum van vaststelling van de Regeling doorvaartprofielen binnenwateren Amsterdam (01-04-2008).
4. De overgangsvergunning op grond van artikel 1.21 lid 2 BPR is vaartuig gebonden. Bij verkoop van het vaartuig gaat de vergunning mee over met het vaartuig,
5. De termijn van de overgangsvergunning artikel 1.21. lid BPR van 15 jaar kan vervangen worden door een vergunning voor onbepaalde tijd. Voorwaarde hiervoor is dat binnen de overgangstermijn van 15 jaar wordt overgegaan op een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering. Dit moet worden aangetoond door de eigenaar-aanvrager. De voorwaarden van deze milieuvriendelijkere bedrijfsvoering worden nog vastgesteld door Burgemeester en Wethouders. Indien er voldaan wordt aan de milieuvriendelijkere bedrijfsvoering wordt de overgangsvergunning verleend tot het moment waarop het vergunde vaartuig uit de vaart wordt genomen mits er al die tijd voldaan wordt aan het vereiste van een milieuvriendelijkere bedrijfsvoering.
6. Deze vergunningsmogelijkheid op grond van artikel 1.21 lid 2 BPR geldt als overgangsregeling.
[…]