ECLI:NL:RVS:2020:573
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag staatssecretaris Justitie en Veiligheid
Op 26 juni 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 18 december 2019 het beroep gegrond verklaarde en de staatssecretaris opdroeg binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt dat de uitspraak van de rechtbank de staatssecretaris niet dwingt om een verblijfsvergunning te verlenen en dat er geen onomkeerbare gevolgen zijn die zich moeilijk laten herstellen. Ook is vastgesteld dat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank geen onevenredige inspanning vergt van de staatssecretaris.
De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek. De totale kosten zijn vastgesteld op € 525,00, te betalen aan de vreemdeling voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 26 februari 2020.