ECLI:NL:RVS:2020:553
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 24 februari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 26 maart 2019 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 23 april 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.J. Eizenga, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Tijdens de procedure heeft de vreemdeling nieuwe stukken ingediend, waaronder een screenshot van een bedreiging op Instagram. De Raad van State oordeelde echter dat deze stukken niet konden worden betrokken bij de beoordeling van het hoger beroep, omdat ze dateren van na de uitspraak van de rechtbank en niet relevant zijn voor de beoordeling van de eerdere uitspraak.
De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.