ECLI:NL:RVS:2020:548

Raad van State

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
202000931/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende uitzetting

Op 21 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 13 januari 2020 het beroep van een vreemdeling gegrond had verklaard en de staatssecretaris had opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag om uitzetting achterwege te laten. De staatssecretaris had op 16 oktober 2018 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen, maar had later, op 4 april 2019, het bezwaar van de vreemdeling gegrond verklaard. De vreemdeling had vervolgens beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag, wat leidde tot de uitspraak van de rechtbank.

In de procedure bij de Raad van State verzocht de staatssecretaris de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet verplicht zou zijn om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank in stand zou blijven. Gelet op de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de staatssecretaris geen nieuw besluit hoeft te nemen op het bezwaar van de vreemdeling totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

De uitspraak is openbaar gedaan op 21 februari 2020, en de voorzieningenrechter, mr. A.W.M. Bijloos, heeft de beslissing vastgesteld in aanwezigheid van de griffier, mr. M.T. Annen.

Uitspraak

202000931/2/V3.
Datum uitspraak: 21 februari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 13 januari 2020 in zaak nr. 19/2668 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 16 oktober 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om krachtens artikel 64 van de Vw 2000 te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft, afgewezen.
Bij besluit van 4 april 2019 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar gegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 januari 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op het gemaakte bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Bijloos    w.g. Annen
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2020
765.