ECLI:NL:RVS:2020:483

Raad van State

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
202001025/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van zijn overdracht totdat er een beslissing was genomen op zijn hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn eerdere beroep ongegrond had verklaard. De rechtbank had op 12 februari 2020 geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van de vreemdeling niet in behandeling had genomen, wat leidde tot het hoger beroep van de vreemdeling.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 februari 2020 het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. De belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling werden in overweging genomen, maar de voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdeling niet werd beschermd tegen zijn mogelijke overdracht en dat hij geen recht had op opvang en verstrekkingen in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.

De beslissing werd genomen door mr. E. Steendijk, die als voorzieningenrechter optrad, en mr. S. Bechinka, die als griffier fungeerde. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op dezelfde datum als de beslissing, 18 februari 2020.

Uitspraak

202001025/2/V3.
Datum uitspraak: 18 februari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 12 februari 2020 in zaak nr. NL19.31253 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 12 februari 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.    Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Bechinka
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2020
371-922.