ECLI:NL:RVS:2020:483
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de vreemdeling, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, een verzoek gedaan om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van zijn overdracht totdat er een beslissing was genomen op zijn hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die zijn eerdere beroep ongegrond had verklaard. De rechtbank had op 12 februari 2020 geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van de vreemdeling niet in behandeling had genomen, wat leidde tot het hoger beroep van de vreemdeling.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 februari 2020 het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. De belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling werden in overweging genomen, maar de voorzieningenrechter besloot dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vreemdeling niet werd beschermd tegen zijn mogelijke overdracht en dat hij geen recht had op opvang en verstrekkingen in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.
De beslissing werd genomen door mr. E. Steendijk, die als voorzieningenrechter optrad, en mr. S. Bechinka, die als griffier fungeerde. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op dezelfde datum als de beslissing, 18 februari 2020.