ECLI:NL:RVS:2020:478
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdelingenbewaring en proceskostenvergoeding
Op 18 februari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling. De vreemdeling was bij besluit van 8 januari 2020 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, had op 4 februari 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de tweede grief van de vreemdeling niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De eerste grief, die betrekking heeft op het toekennen van een proceskostenvergoeding, is echter wel gegrond verklaard. De Raad van State verwijst naar een eerdere uitspraak van 3 mei 2018, waarin deze rechtsvraag al was beantwoord.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd voor zover deze de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet had veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling had gemaakt in verband met de behandeling van het beroep. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 1.575,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2020.