ECLI:NL:RVS:2020:475
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan vreemdelingen
Op 17 februari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, hadden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 13 januari 2020, waarin hun beroepen tegen een vrijheidsbeperkende maatregel, opgelegd op 9 juli 2019, ongegrond waren verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de vreemdelingen niet in aanmerking kwamen voor hoger beroep, omdat volgens de wet (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000) tegen de opgelegde maatregel geen hoger beroep mogelijk is.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de rechtbank ten onrechte had aangegeven dat er wel hoger beroep mogelijk was. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van de rechtbank in stand blijft. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als tegenpartij was opgetreden, hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 17 februari 2020.