201710376/7/R1, 201800185/4/R1, 201808025/3/R1 en 201809389/4/R1.
Datum uitspraak: 21 februari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de verzetten (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van:
1. de raad van de gemeente Heiloo,
2. het college van burgemeester en wethouders van Heiloo,
3. de raad van de gemeente Castricum,
4. het college van burgemeester en wethouders van Castricum,
opposanten,
tegen de uitspraak van de Afdeling van 11 september 2019 in zaken nrs. 201710376/6/R1, 201800185/3/R1, 201808025/2/R1 en 201809389/3/R1.
Procesverloop
Bij uitspraak van 11 september 2019, in zaken nrs. 201710376/6/R1, 201800185/3/R1, 201808025/2/R1 en 201809389/3/R1, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Heiloo van 9 oktober 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Aansluiting A9", tegen het besluit van de raad van de gemeente Castricum van 28 september 2017 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Aansluiting A9 Heiloo", tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heiloo van 24 juli 2018, gewijzigd bij besluit van 8 januari 2019 voor de woning Kennemerstraatweg 423, tot vaststelling van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) voor enkele woningen en tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Castricum van 25 september 2018 tot vaststelling van hogere waarden als bedoeld in de Wgh voor de woning Oosterzijweg 47 te Limmen gegrond verklaard, en heeft zij de besluiten van 9 oktober 2017, van 28 september 2017, van 24 juli 2018 en 8 januari 2019 en van 25 september 2018 vernietigd. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de raad en het college van Heiloo, respectievelijk de raad en het college van Castricum verzet gedaan.
De Afdeling heeft de verzetten ter zitting behandeld op 22 januari 2020, waar de raad en het college van Heiloo en de raad en het college van Castricum, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, drs. A.J.R. van Leeuwen en J. van Boven, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
2. Verzet, als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb, betreft uitsluitend de vraag of de Afdeling ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van - in dit geval - de beroepen tegen de besluiten van 9 oktober 2017, van 28 september 2017, van 24 juli 2018 en 8 januari 2019 en van 25 september 2018. Dit betekent dat de beoordeling van de Afdeling in deze verzetprocedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder de raad en het college van Heiloo respectievelijk de raad en het college van Castricum op zitting te horen. Indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat omtrent de uitkomst. Zo ja, dan dient de verzetrechter het verzet gegrond te verklaren opdat nader onderzoek kan plaatsvinden.
3. In de uitspraak van 11 september 2019 heeft de Afdeling, onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van 7 november 2018, ECLI:EU:C:2018:882, en de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603, de beroepen van Vogelwerkgroep Midden-Kennemerland, Stichting Heilloze Weg, [belanghebbende A], [belanghebbende B], H.M.S.-Horse Management Services en Vereniging Bewonersbelangen Stationsweg Heiloo gegrond verklaard. Voorts heeft de Afdeling de besluiten van 9 oktober 2017 en van 28 september 2017 waarbij de bestemmingsplannen zijn vastgesteld, vernietigd wegens strijd met artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998. De Afdeling is hiertoe overgegaan omdat niet in geschil is dat de bestemmingsplannen een toename van de stikstofdepositie op het nabijgelegen Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat" zullen veroorzaken en de raad daarbij heeft verwezen naar de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het Programma Aanpak Stikstof (hierna: PAS). De stelling van de gemeenteraden dat uit een nieuwe berekening van de stikstofdepositie blijkt dat geen ecologisch meetbare of waarneembare effecten zijn te verwachten op het Natura 2000-gebied Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder, kan aan die conclusie niet afdoen, aldus de uitspraak waarvan verzet. In het geval de raden de ruimtelijke ontwikkeling waarin de plannen voorzien willen voortzetten, moeten daarvoor eerst nieuwe passende beoordelingen worden gemaakt die voldoen aan de uitgangspunten zoals vermeld in de uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019. Deze nieuwe passende beoordelingen leiden mogelijk tot heroverweging of aanpassing van de besluiten van 9 oktober 2017 en van 28 september 2017. In verband daarmee zag de Afdeling af van bespreking van hetgeen verder in de beroepen is aangevoerd. Daarbij is in beschouwing genomen dat op voorhand niet duidelijk was dat de behandeling van de overige beroepsgronden tegen de besluiten waarbij de bestemmingsplannen zijn vastgesteld, van belang kan zijn voor eventuele vervolgbesluiten. Met betrekking tot de besluiten van de colleges tot vaststelling van hogere waarden van 24 juli 2018 en 8 januari 2019 en van 25 september 2018 overwoog de Afdeling dat uit de motivering daarvan volgt dat deze besluiten afhankelijk zijn van (de uitvoering van) de bestemmingsplannen. Nu deze plannen worden vernietigd en op voorhand niet duidelijk is of en op welke wijze de aansluiting op de A9 mogelijk wordt gemaakt, is de motivering van de besluiten omtrent de hogere waarden niet langer dragend, aldus de uitspraak waarvan verzet. Deze besluiten zijn daarom vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb. 4. In hun verzetten voeren de raden en de colleges van Heiloo en Castricum aan dat de Afdeling in haar uitspraak van 11 september 2019 op onjuiste gronden tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. Zij wijzen op de als bijlagen bij de brieven van 13 december 2018 en van 17 december 2018 gevoegde Aerius-berekening van 31 oktober 2018, waaruit naar voren komt dat er geen projecteffect is op het Natura 2000-gebied "Noordhollands Duinreservaat" en dat er slechts op het Natura 2000-gebied Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder sprake is van een zeer kleine toename van stikstofdepositie. Uit de gebiedsspecifieke ecologische beoordeling van 27 november 2018, aangevuld met de resultaten van het veldonderzoek van 16 juli 2019, komt vervolgens naar voren dat deze geringe depositie van 0,01 mol/ha/jr in het onderhavige geval geen effect heeft op dit Natura 2000-gebied. Er treden ecologisch gezien geen zichtbare of meetbare effecten op, aldus de raden en de colleges. Er is dus zeker geen sprake van significant negatieve gevolgen waardoor de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 in gevaar zouden kunnen komen, zo betogen de raden en de colleges. De raden en de colleges concluderen dat ten tijde van de bestreden uitspraak van 11 september 2019 was aangetoond dat, ook zonder gebruik te maken van het PAS, de bestemmingsplannen niet leiden tot significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied. De raden en colleges wijzen op de in artikel 8:41a van de Awb aan de Afdeling opgelegde taak het haar voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief te beslechten. Definitieve geschilbeslechting is in dit geval zeer gewenst, gelet op de maatschappelijke en economische belangen verbonden aan spoedige duidelijkheid over de juridische houdbaarheid van de projecten. Voor het bedrijventerrein "Boekelermeer Alkmaar/Heiloo" is de bereikbaarheid van groot belang. De gronden op het bedrijventerrein worden inmiddels al uitgegeven. Een goede aan- en afvoerroute naar Rijksweg 9 (A9) is essentieel om onder meer vrachtverkeer de kern van Heiloo te doen mijden en de verkeersveiligheid te waarborgen. Door de geplande aansluiting bij Heiloo ontstaat een robuust verkeersnetwerk dat de bereikbaarheid van dit bedrijventerrein voor de lange termijn garandeert. Verder geldt dat ook de in ontwikkeling zijnde woningbouwlocaties in Castricum en Heiloo (ongeveer 2.500 woningen) met de aansluiting direct verbonden zijn met de A9. De aansluiting ontlast het lokale wegennet, dat extra verkeer slechts beperkt kan opvangen. Bedrijven en bewoners gaan ervan uit dat de bestuurlijke afspraken tussen gemeenten en provincie over bedrijvigheid, woningbouw, groen en infrastructuur worden nagekomen, aldus de raden en de colleges.
5. De Afdeling merkt op dat door de raden en de colleges niet wordt betwist dat de besluiten tot vaststelling van de bestemmingsplannen op het moment dat deze werden genomen, in strijd waren met het recht en dat die besluiten om deze reden voor vernietiging in aanmerking kwamen. Het is een discretionaire bevoegdheid van de bestuursrechter om bij de vernietiging van een besluit te bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven of om een zogenoemde bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51a en volgende van de Awb toe te passen. De Afdeling heeft in de uitspraak van 11 september 2019 geen aanleiding gezien van deze bevoegdheid gebruik te maken. Uit de rapporten van 31 oktober 2018, 27 november 2018 en 16 juli 2019 komt naar voren dat sprake is van een kleine toename van de depositie. Tevens is daarin een begin gemaakt met de ecologische onderbouwing van het standpunt van de raden en de colleges dat ondanks de kleine toename op grond van objectieve gegevens is uitgesloten dat de plannen significante gevolgen hebben voor het Natura-2000 gebied Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder. Terecht is door de raden en de colleges gesteld dat niet is uitgesloten dat op basis van deze gegevens in combinatie met nadere gegevens een nieuwe en afdoende onderbouwing van de plannen kan worden gegeven. De enkele omstandigheid dat de Afdeling, indien zij de zaak op zitting zou hebben behandeld, meer indringend kennis zou hebben genomen van deze rapporten en dit mogelijk aanleiding had gevormd om de rechtsgevolgen van de te vernietigen besluiten van 9 oktober 2017 en van 28 september 2017 in stand te laten, vormt gelet op het discretionaire karakter van de desbetreffende bevoegdheid echter onvoldoende grond voor het oordeel dat de Afdeling de beroepen niet buiten zitting heeft mogen afdoen, zoals zij heeft gedaan.
6. De conclusie is dat de verzetten van de raden en de colleges van Heiloo en Castricum geen grond voor twijfel bieden aan de juistheid van de uitspraak van 11 september 2019 en niet tot de slotsom leiden dat voortzetting van het onderzoek nodig was en dat de raden en de colleges van Heiloo en Castricum voorafgaand aan die uitspraak door de Afdeling hadden moeten worden gehoord. De verzetten zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de verzetten ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
w.g. Uylenburg w.g. Sparreboom
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2020
187-209.
BIJLAGE
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Hoofdstuk 8 Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.2 Behandeling van het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.2.4 Vereenvoudigde behandeling
Artikel 8:54
1. Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat:
a. de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is,
b. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,
c. het beroep kennelijk ongegrond is, of
d. het beroep kennelijk gegrond is.
2. In de uitspraak na toepassing van het eerste lid worden partijen gewezen op artikel 8:55, eerste lid.
Artikel 8:55
1. Tegen de uitspraak, bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan verzet doen bij de bestuursrechter.
[…]
4. Alvorens uitspraak te doen op het verzet, stelt de bestuursrechter de indiener van het verzetschrift die daarom heeft gevraagd, in de gelegenheid op een zitting te worden gehoord, tenzij hij van oordeel is dat het verzet gegrond is. In andere gevallen kan de bestuursrechter de indiener in de gelegenheid stellen op een zitting te worden gehoord.