ECLI:NL:RVS:2020:462
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielaanvraag na niet in behandeling nemen door staatssecretaris
Op 2 december 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 23 januari 2020 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 14 februari 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank niet te hoeven uitvoeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom heeft hij besloten een voorlopige voorziening te treffen, wat betekent dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort met ingang van de dag na de bekendmaking van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze beslissing is genomen door mr. C.J. Borman, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2020.