ECLI:NL:RVS:2020:411
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- H.J.M. Baldinger
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 23 december 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 november 2019 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had gemotiveerd waarom de aanvraag niet-ontvankelijk was, maar vond desondanks geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.M. Suurmeijer-Wawoe, heeft hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte geen proceskostenveroordeling heeft uitgesproken. De Raad van State oordeelt dat de rechtbank inderdaad een motiveringsgebrek heeft vastgesteld, maar dit niet correct heeft behandeld. De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze geen proceskostenveroordeling bevatte.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige en veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.575,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan op 10 februari 2020.