ECLI:NL:RVS:2020:402

Raad van State

Datum uitspraak
10 februari 2020
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
201808029/4/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Midden-Nederland inzake bezwaar Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 augustus 2018, betreffende een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen. De rechtbank had eerder geoordeeld over een bezwaar dat [appellante] had ingediend tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 21 februari 2018. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een tussenuitspraak van 24 juli 2019 de Belastingdienst/Toeslagen opgedragen om de gebreken in het besluit te herstellen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft vervolgens om een verlenging van de termijn gevraagd, welke is verleend tot 18 oktober 2019. Op 17 oktober 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen opnieuw op de bezwaren van [appellante] beslist.

In het hoger beroep heeft de Belastingdienst/Toeslagen verzocht om beperkte kennisneming van bepaalde stukken uit het strafrechtelijke dossier, omdat deze privacygevoelige informatie van derden bevatten. De Afdeling heeft overwogen dat [appellante] reeds in het bezit is van het gehele strafrechtelijke dossier en dat het belang van de persoonlijke levenssfeer in dit geval niet zwaarder weegt dan het belang van [appellante] om kennis te nemen van de stukken. De Afdeling heeft daarom het verzoek tot beperkte kennisneming afgewezen en bepaald dat de stukken teruggezonden moeten worden aan de Belastingdienst/Toeslagen.

De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak is als volgt: het verzoek om beperkte kennisneming wordt afgewezen en de Belastingdienst/Toeslagen wordt verzocht om binnen 14 dagen de stukken aan de Afdeling en de andere partijen toe te sturen. Deze uitspraak is gedaan op 10 februari 2020.

Uitspraak

201808029/4/A2.
Datum beslissing: 10 februari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 augustus 2018 in zaak nr. 18/1309 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 21 augustus 2018 in zaak nr. 18/1309.
Bij tussenuitspraak van 24 juli 2019 heeft de Afdeling de Belastingdienst/Toeslagen opgedragen om binnen acht weken na de verzending daarvan de gebreken in het besluit van 21 februari 2018, kenmerk BOB KO, te herstellen door een nieuw besluit op het door [appellante] gemaakte bezwaar te nemen.
Bij brief van 12 september 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de Afdeling gevraagd om deze termijn te verlengen.
Bij uitspraak van 18 september 2019 heeft de Afdeling de bij haar tussenuitspraak van 24 juli 2019 bepaalde termijn tot 18 oktober 2019 verlengd.
Bij besluit van 17 oktober 2019, kenmerk HBRP BOB O, heeft de Belastingdienst/Toeslagen opnieuw op de door [appellante] gemaakte bezwaren beslist. Hiertegen heeft [appellante] gronden aangevoerd.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft een aantal verdachtenverhoren, getuigenverhoren, algemene processen-verbaal van ambtshandelingen en algemene documenten uit de door de Belastingdienst/Toeslagen van de FIOD verkregen kopie van het strafrechtelijke dossier dat aan [appellante] is verstrekt.
Overwegingen
1.    De Belastingdienst/Toeslagen heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van een deel van het strafrechtelijke dossier zal kennis nemen. Ter motivering van het verzoek heeft de Belastingdienst/Toeslagen aangevoerd dat de geheim te houden stukken privacygevoelige informatie van derden bevat. Volgens de Belastingdienst/Toeslagen is [appellante] hierdoor echter niet in haar belangen geschaad omdat zij en haar gemachtigde reeds de beschikking hebben over het gehele strafrechtelijke dossier, waaronder de stukken waarin privacygevoelige informatie van derden is vermeld.
2.    Het gaat bij een verzoek om beperkte kennisneming niet om openbaarmaking van stukken, maar om de vraag of aan de procespartijen kennisneming van stukken mag worden onthouden. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.    De Afdeling heeft kennisgenomen van de stukken waarop het verzoek ziet. De hierin vermelde gegevens zijn al bij [appellante] bekend omdat zij over het gehele strafrechtelijke dossier beschikt. Niet valt in te zien waarom het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich in zoverre tegen kennisneming van de stukken door [appellante] verzet. Daarbij is van belang dat afwijzing van het verzoek om beperkte kennisneming slechts betekent dat [appellante] als procespartij van deze stukken kennis kan nemen. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer daarom in zoverre minder zwaar dan het belang van [appellante] om kennis te nemen van de stukken. De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming niet gerechtvaardigd.
4.    De Afdeling bepaalt de stukken worden teruggezonden aan de Belastingdienst/Toeslagen.
5.    Indien de Belastingdienst/Toeslagen geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel II. aangeduide verzoek om de stukken waarvan het verzoek om geheimhouding is afgewezen, toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    wijst het verzoek af;
II.    verzoekt de Belastingdienst/Toeslagen binnen 14 dagen na heden de stukken ten aanzien waarvan het verzoek om beperking van de kennisneming is afgewezen, aan de Afdeling en de andere partijen toe te sturen.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
w.g. Daalder    w.g. Ley-Nell
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2020