ECLI:NL:RVS:2020:396

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
202000473/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 7 februari 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 5 maart 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De rechtbank had op 20 december 2019 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, maar dit hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van hoger beroep eindigde op 30 december 2019, en de vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. De Raad van State heeft geoordeeld dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

202000473/1/V3.
Datum uitspraak: 7 februari 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 20 december 2019 in zaak nr. NL19.5170 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 20 december 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.
Overwegingen
1.    De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 30 december 2019. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. De vreemdeling heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid redenen aan te voeren waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.
2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2020
47.