ECLI:NL:RVS:2020:340
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de vreemdeling op 1 november 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp, beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem. De rechtbank heeft op 28 november 2019 het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 februari 2020 uitspraak gedaan. In de overwegingen werd vermeld dat de Afdeling op 29 januari 2020 al had beslist op het hoger beroep van de vreemdeling. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening niet in behandeling genomen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek niet-ontvankelijk verklaard en de staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gedaan op 4 februari 2020, waarbij mr. A.W.M. Bijloos als voorzieningenrechter en mr. E. de Groot als griffier aanwezig waren. De zaak betreft bestuursrecht en vreemdelingenrecht, en is geregistreerd onder het zaaknummer 201908885/2/V1.