ECLI:NL:RVS:2020:3151

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
202005381/3/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-handhavend optreden college van burgemeester en wethouders van Almere inzake bouw kabelbaan Floriadeterrein

In deze zaak heeft de appellant beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Almere, genomen op 25 augustus 2020. Deze beslissing hield in dat het college onder voorwaarden niet handhavend zou optreden tegen de bouw van een kabelbaan op het Floriadeterrein te Almere door Floriade Almere 2022 B.V. De appellant, wonend te Almere, betwistte deze beslissing en stelde dat de gemeente Almere, die 100% eigenaar is van Floriade Almere 2022 B.V., verplicht is om de aanvraag om omgevingsvergunning eerst af te handelen, inclusief de bijbehorende milieueffectbeoordeling. De appellant wilde dat de bouw van de kabelbaan pas zou kunnen starten nadat alle benodigde vergunningen waren verleend.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 20 november 2020 overwogen dat gedoogbeslissingen, behoudens in zeer uitzonderlijke gevallen, geen besluiten zijn omdat ze niet op rechtsgevolg zijn gericht. De beslissing van het college om niet handhavend op te treden is geen zelfstandige bevoegdheid, maar volgt uit de wettelijke bevoegdheid tot het nemen van een handhavingsbesluit. De Raad van State concludeerde dat er in deze zaak geen zeer uitzonderlijke gevallen zijn die een andere conclusie rechtvaardigen. Bovendien is de constatering van het bestuursorgaan dat er een overtreding is, niet van invloed op een eventuele volgende procedure.

De Raad van State verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 november 2020, en tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

202005381/3/R1.
Datum uitspraak: 20 november 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
[appellant], wonend te Almere,
en
het college van burgemeester en wethouders van Almere,
verweerder.
Procesverloop
[appellant] heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van 25 augustus 2020 om onder voorwaarden niet handhavend op te treden tegen het vooruitlopend op vergunningverlening starten met de bouw van een kabelbaan op het Floriadeterrein te Almere door Floriade Almere 2022 B.V.
Overwegingen
1.    Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
2.    Op 18 juni 2020 heeft Floriade Almere 2022 B.V. een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen, aanleggen en in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van een tijdelijke kabelbaan. Op 14 juli 2020 heeft Floriade Almere 2022 B.V. verzocht om te gedogen dat vooruitlopend op de vergunningverlening met de bouw- en aanlegwerkzaamheden wordt begonnen. Op 25 augustus 2020 heeft het college onder voorwaarden ingestemd met dit verzoek. Op 1 oktober 2020 heeft de raad van de gemeente Almere een verklaring van geen bedenkingen voor de kabelbaan op het Floriadeterrein gegeven.
3.    [appellant] beoogt met zijn beroep de gemeente Almere, die 100% eigenares is van Floriade Almere 2022 B.V., te dwingen de aanvraag om een omgevingsvergunning eerst af te handelen inclusief de bijbehorende milieueffectbeoordeling en aldus te bewerkstelligen dat de bouw van de kabelbaan over de A6 pas kan starten nadat deze en andere, samenhangende vergunningen zijn verleend.
4.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1356) zijn gedoogbeslissingen, behoudens in zeer uitzonderlijke gevallen, geen besluiten omdat deze beslissingen niet op rechtsgevolg zijn gericht. Een beslissing om (al dan niet onder voorwaarden) niet tot handhaving over te gaan, berust immers niet op een zelfstandige bevoegdheid, maar vloeit voort uit een wettelijk toegekende bevoegdheid tot het nemen van een handhavingsbesluit. Een gedoogbeslissing is een brief van een bestuursorgaan waarin is vermeld dat volgens het bestuursorgaan sprake is van een overtreding, waartegen het bestuursorgaan vooralsnog niet tot handhaving overgaat, zonder meer of alleen als aan de in de brief vermelde voorwaarden wordt voldaan. De gedoogbeslissing heeft het karakter van een - al dan niet voorwaardelijke - toezegging van het bestuursorgaan dat het vooralsnog niet tot handhaving overgaat. Een dergelijke toezegging behelst geen rechtshandeling. In de voorliggende situatie doen zich geen zeer uitzonderlijke gevallen voor.
Overigens werkt de constatering van het bestuursorgaan dat er een overtreding is, niet door in een eventueel daarop volgende procedure. In een procedure over een besluit omtrent handhaving of op een aanvraag om een vergunning kan de aanwezigheid van een overtreding of de noodzaak van een vergunning volledig aan de orde worden gesteld. Met zijn verzoek om handhaving van 24 september 2020 heeft [appellant] inmiddels om een dergelijk besluit gevraagd.
Voor zover [appellant] heeft beoogd mede beroep in te stellen tegen de verklaring van geen bedenkingen van de raad, wordt overwogen dat dit een voorbereidingsbeslissing vormt die de belanghebbende niet los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft. Dit betekent dat tegen die verklaring ingevolge artikel 6:3 van de Awb geen bezwaar of beroep open staat.
5.    De Afdeling is kennelijk onbevoegd om kennis te nemen van het beroep.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Sparreboom
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2020
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
-     Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
-     In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
-     Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
195-209.
BIJLAGE
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Titel 1.1 Definities en reikwijdte
Artikel 1:2
1.    Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
[…]
Artikel 1:3
1.    Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.    Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
3.    Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
4.    Onder beleidsregel wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.
Hoofdstuk 6 Algemene bepalingen over bezwaar en beroep
Afdeling 6.1 Inleidende bepalingen
Artikel 6:2
Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld:
a.    de schriftelijke weigering een besluit te nemen, en
b.    het niet tijdig nemen van een besluit.
Artikel 6:3
Een beslissing inzake de procedure ter voorbereiding van een besluit is niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende los van het voor te bereiden besluit rechtstreeks in zijn belang treft.
Hoofdstuk 8 Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.1 Algemene bepalingen over het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.1.1 Bevoegdheid
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.