ECLI:NL:RVS:2020:3123

Raad van State

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
27 december 2020
Zaaknummer
202005944/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestuursdwang en proceskostenvergoeding in hoger beroep van Omelette du Fromage B.V.

Op 22 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van Omelette du Fromage B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2020. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had op 3 september 2018 bestuursdwang gelast, waarbij Omelette du Fromage werd opgedragen om het voeren van een mengformule in hun bakkerswinkel aan de Raadhuisstraat 29 te Amsterdam te staken. In het besluit op bezwaar van 20 augustus 2020 werd deze last in stand gelaten, wat leidde tot het hoger beroep van Omelette du Fromage.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van Omelette du Fromage om een voorlopige voorziening te treffen, namelijk de schorsing van de last onder bestuursdwang, toegewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was, ondanks de coronamaatregelen die het horecadeel tot 19 januari 2021 sloten. De rechtbank had eerder het beroep van Omelette du Fromage op het vertrouwensbeginsel verworpen, maar de voorzieningenrechter vond dat er voldoende twijfel bestond over de uitkomst van de bodemprocedure.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van Omelette du Fromage, tot een bedrag van € 1.050,00, en het griffierecht van € 532,00. De voorzieningenrechter overwoog dat het belang van Omelette du Fromage om het horecadeel open te houden groter was dan het belang van het college om de sluiting te handhaven. De voorzieningenrechter concludeerde dat het college geen dringende redenen had aangevoerd om de uitspraak in de bodemprocedure niet af te wachten.

Uitspraak

202005944/2/R1.
Datum uitspraak: 22 december 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
Omelette du Fromage B.V., gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 29 september 2020 in zaak nrs. 20/4781 en 20/4782 in het geding tussen:
Omelette du Fromage
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Openbare zitting gehouden op 22 december 2020 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, voorzieningenrechter
griffier: mr. G.J. Deen
Verschenen:
Omelette du Fromage B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.N.M. van Trigt, advocaat te Amsterdam;
Bij besluit van 3 september 2018 heeft het college Omelette du Fromage onder aanzegging van bestuursdwang gelast om het voeren van een mengformule in de bakkerswinkel aan de Raadhuisstraat 29 te Amsterdam te staken en gestaakt te houden. In het besluit op bezwaar van 20 augustus 2020 heeft het college deze last in stand gelaten.
Het hoger beroep van Omelette du Fromage richt zich tegen de uitspraak van 29 september 2020 van de rechtbank, waarbij het door haar ingestelde beroep tegen het besluit van 20 augustus 2020 ongegrond is verklaard. Omelette du Fromage heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek strekt tot schorsing van de in bezwaar gehandhaafde last onder bestuursdwang totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak, zodat zij het horecadeel in de bakkerswinkel weer kan openen.
De voorzieningenrechter
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 20 augustus 2020, kenmerk JB.18.008769.001, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam van 3 september 2018, kenmerk BWT 35-18-8021;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam tot vergoeding van bij Omelette du Fromage B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.050,00 (zegge: duizendvijftig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan Omelette du Fromage B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 532,00 (zegge: vijfhonderdtweeëndertig euro) vergoedt.
Daartoe overweegt hij het volgende.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is met het verzoek een spoedeisend belang gemoeid. Weliswaar zal Omelette du Fromage op grond van de getroffen coronamaatregelen het horecadeel in ieder geval tot 19 januari 2021 niet mogen openen, maar de Afdeling zal dan nog geen uitspraak in de bodemzaak hebben gedaan.
De rechtbank heeft het beroep van Omelette du Fromage op het vertrouwensbeginsel verworpen. Gelet op wat Omelette du Fromage in hoger beroep heeft aangevoerd valt niet op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure onverkort in stand zal blijven.
Gelet op de op de mailwisseling tussen Omelette du Fromage en een medewerker Vergunningen/Stadsdeel Centrum in april 2018 en juni 2018 is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet buiten twijfel dat het college geen toezeggingen heeft gedaan waaruit Omelette du Fromage kon en mocht afleiden dat het voeren van een mengformule in het pand is toegestaan.
Het belang van Omelette du Fromage om niet gedwongen te worden het horecadeel in de bakkerswinkel te sluiten voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist is groot. Omdat het college naar aanleiding van het ingediende verzoek om voorlopige voorziening geen schriftelijke uiteenzetting heeft gegeven en ook niet is verschenen ter zitting, is de voorzieningenrechter niet gebleken van zodanige dringende redenen aan de zijde van het college, dat de uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Daarbij heeft de voorzieningenrechter ook in aanmerking genomen dat sinds de uitspraak voorzieningenrechter van de rechtbank van 5 oktober 2018, waarbij het besluit van 3 september 2018 is geschorst, bijna twee jaar zijn verstreken alvorens het college het besluit op bezwaar heeft genomen. Daaruit blijkt evenmin van een dringend belang aan de zijde van het college. De voorzieningenrechter vindt het belang van Omelette du Fromage daarom zwaarder wegen dan het belang van het college om het horecadeel in de winkel te sluiten.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
604.