ECLI:NL:RVS:2020:3074

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
201907600/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht door Truck Care Amsterdam (TCA) C.V.

Op 23 december 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak van Truck Care Amsterdam (TCA) C.V. tegen het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. TCA had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 september 2019, waarin het verzoek van TCA om vergoeding van proceskosten werd afgewezen. TCA was voor het hoger beroep griffierecht verschuldigd, maar heeft dit niet tijdig betaald.

Volgens de Algemene wet bestuursrecht dient het griffierecht binnen vier weken na de mededeling van de verschuldigdheid te worden betaald, tenzij er sprake is van betalingsonmacht. TCA werd op 22 oktober 2019 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en heeft vervolgens een beroep op betalingsonmacht gedaan. De Raad van State heeft echter geen aanleiding gezien om aan te nemen dat TCA in betalingsonmacht verkeert en heeft TCA op 9 oktober 2020 geïnformeerd dat het griffierecht uiterlijk op 6 november 2020 betaald moest zijn.

Aangezien TCA het griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft betaald, heeft de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar beslissing ook aangegeven dat er geen aanleiding bestaat voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 december 2020.

Uitspraak

201907600/1/A3.
Datum uitspraak: 23 december 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Truck Care Amsterdam (TCA) C.V., gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 september 2019 in zaak nr. 18/7120 in het geding tussen:
TCA
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Procesverloop
Bij uitspraak van 3 september 2019 heeft de rechtbank een verzoek van TCA om het college tot vergoeding van proceskosten te veroordelen, afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft TCA hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
TCA heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 3 september 2020.
Overwegingen
1.    TCA is voor het door haar ingestelde hoger beroep griffierecht verschuldigd. Een hoger beroep wordt ingevolge artikel 8:41, vierde, vijfde en zesde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk verklaard indien storting of bijschrijving van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de indiener van een beroepschrift is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.    TCA is bij brief van 22 oktober 2019 op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. Bij brief van 19 november 2019 heeft TCA een beroep op betalingsonmacht gedaan. Bij brief van 21 november 2019 is TCA meegedeeld dat vooralsnog wordt afgezien van het heffen van griffierecht. Bij brief van 30 juli 2020 is medegedeeld dat aanleiding bestaat nader te onderzoeken of TCA in staat is het griffierecht te betalen en is TCA verzocht nadere gegevens te verstrekken. Bij brief van 28 augustus 2020 heeft TCA nadere gegevens verstrekt. Op 3 september 2020 is de zaak ter zitting van de Afdeling behandeld. Ter zitting is onder meer het door TCA gedane beroep op betalingsonmacht aan de orde geweest. Bij brief van 8 oktober 2020 is TCA meegedeeld dat, mede op basis van de ter zitting verstrekte informatie, geen aanleiding bestaat om ten aanzien van haar betalingsonmacht aan te nemen en dat daarom alsnog griffierecht zal worden geheven. Bij aangetekend verzonden brief van 9 oktober 2020 is TCA meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na de dag van verzending van de brief, dat wil zeggen uiterlijk 6 november 2020, op de rekening van de Raad van State dient te zijn bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State dient te zijn betaald. Tevens is vermeld dat, indien het verschuldigde bedrag niet op de vermelde datum is ontvangen, het hoger beroep reeds om die reden niet ontvankelijk wordt verklaard, behoudens in uitzonderlijke gevallen.
Het bedrag is niet binnen de aldus gestelde termijn op de rekening van de Raad van State bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State betaald. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat TCA in verzuim is geweest.
3.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Hartsuiker
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2020
620.