ECLI:NL:RVS:2020:307
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en proceskostenvergoeding
Op 29 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke op 18 oktober 2019 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 23 december 2019 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen geconstateerd dat de vreemdeling recht heeft op een voorlopige voorziening, zoals eerder is geoordeeld in een vergelijkbare zaak. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met het verzoek om voorlopige voorziening, tot een bedrag van € 525,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen die in asielprocedures betrokken zijn en de noodzaak om hen te beschermen tegen uitzetting tijdens het hoger beroep.