ECLI:NL:RVS:2020:3060

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
202005081/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 23 december 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 2 juni 2020 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 10 september 2020 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Hijma, hoger beroep ingesteld.

In het hoger beroep heeft de vreemdeling e-mails van de Albanese autoriteiten overgelegd, gedateerd op 6 en 27 oktober 2020. De Raad van State oordeelde dat deze e-mails, die na de uitspraak van de rechtbank zijn ontvangen, niet bij de beoordeling van het hoger beroep kunnen worden betrokken. De vreemdeling had deze informatie eerder moeten indienen, en als hij deze e-mails bij de besluitvorming wil betrekken, kan hij een nieuwe aanvraag indienen.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond is. De reden voor deze beslissing is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 23 december 2020.

Uitspraak

202005081/1/V2.
Datum uitspraak: 23 december 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 september 2020 in zaak nr. NL20.11741 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 2 juni 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 10 september 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Hijma, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.    In hoger beroep heeft de vreemdeling e-mails van de Albanese autoriteiten van 6 oktober 2020 en 27 oktober 2020 overgelegd. De e-mails, die van na de uitspraak van de rechtbank dateren, kunnen niet bij de beoordeling van het hoger beroep worden betrokken. Dat de vreemdeling niet eerder een reactie heeft gekregen van de Albanese autoriteiten en dat hij daarom pas in hoger beroep de e-mails kon overleggen, is geen reden om  artikel 85 van de Vw 2000 buiten toepassing te laten. Als de vreemdeling de e-mails bij de besluitvorming wil laten betrekken, kan hij een nieuwe aanvraag doen.
2.    Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Yildiz
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2020
572-897.