ECLI:NL:RVS:2020:3054
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- J.J. van Eck
- B. Meijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 22 december 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, hadden eerder bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen. De rechtbank had op 4 augustus 2020 de beroepen ongegrond verklaard, waarop de vreemdelingen in hoger beroep gingen.
In hun grieven stelden de vreemdelingen dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat zij niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij in de negatieve belangstelling stonden van de Iraanse autoriteiten. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank de door de vreemdelingen overgelegde aangetekende brief aan de Iraanse ambassade niet had betrokken in haar oordeel, wat in strijd was met artikel 83, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De grieven van de vreemdelingen werden gegrond verklaard.
De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij het oordeel van de Afdeling in acht moest worden genomen. Tevens werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die op € 525,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 december 2020.