ECLI:NL:RVS:2020:3050
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen last onder dwangsom voor schuilhut in Oldebroek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [verzoeker] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland van 20 oktober 2020. De rechtbank had geoordeeld dat de aan [verzoeker] opgelegde last onder dwangsom, die betrekking heeft op het gebruik van een schuilhut, in stand kon blijven. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in het kader van dit hoger beroep.
De mondelinge uitspraak vond plaats op 17 december 2020. Tijdens deze zitting was de Staatsraad mr. E.A. Minderhoud als voorzieningenrechter aanwezig, bijgestaan door griffier mr. V.H.Y. Huijts. [verzoeker] was aanwezig, bijgestaan door een gemachtigde, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Oldebroek werd vertegenwoordigd door S. van der Wal en K.M.H. Weijens.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen. Tevens is het college van burgemeester en wethouders van Oldebroek veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker] tot een bedrag van € 79,52 en is gelast dat het college het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 265,00 vergoedt. De voorzieningenrechter overweegt dat het college bij besluit van 11 oktober 2019, gehandhaafd bij besluit van 3 maart 2020, [verzoeker] had gelast om het gebruik van het perceel aan de Bovenheigraaf in 't Loo Oldebroek, ten behoeve van het bouwen en gebruiken van een schuilhut, te staken. De voorzieningenrechter concludeert dat [verzoeker] geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat hij niet van plan is om verder te bouwen of het bouwwerk te gebruiken voor de uitspraak in de bodemprocedure.