ECLI:NL:RVS:2020:3036
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielaanvraag van vreemdeling tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 6 augustus 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 3 december 2020 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet verplicht zou zijn om een nieuw besluit te nemen totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het hoger beroep heeft beslist.
De voorzieningenrechter heeft de aanvraag voor een voorlopige voorziening beoordeeld. Hij heeft vastgesteld dat, op basis van de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Gezien de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de overdrachtstermijn wordt opgeschort met ingang van de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen nieuw besluit op de aanvraag hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 december 2020.